Analyse SER-voorstel hervorming WW
SER-voorstel leidt tot volumereductie WW
De vermindering met 1 000 uitkeringen is het saldo van twee tegengestelde gedragseffecten. Een beperking van de duur van de WW is een prikkel voor werklozen om sneller weer aan het werk te gaan. Een hogere WW-uitkering in de eerste maanden prikkelt juist minder tot het zoeken naar een nieuwe baan. Wordt naast de hervorming van de WW ook de introductie van nieuwe regelingen voor oudere werklozen in de berekeningen betrokken, dan daalt het totale uitkeringsvolume nog 5 000 uitkeringsjaren minder, namelijk met 37 000. Deze nieuwe regelingen zullen namelijk tot gevolg hebben dat sommige groepen oudere werklozen voortaan recht krijgen op een uitkering, waar zij dat voorheen niet hadden. De door de SER voorgestelde hervorming van het uitkeringssysteem levert naar schatting structureel circa 180 mln euro minder besparingen op dan de kabinetsplannen.
Dit schrijft het Centraal Planbureau (CPB) in de vandaag openbaar gemaakte CPB Notitie Analyse SER-voorstel hervorming WW. Op verzoek van de voorzitter van de commissie Sociale Zekerheid van de SER heeft het CPB een kwantitatieve analyse gemaakt van een pakket voorstellen tot hervorming van de Werkloosheidswet (WW) en daarmee samenhangende regelingen. Naar aanleiding van het Sociaal Akkoord van 5 november jl. heeft het kabinet toegezegd om een aantal wetsvoorstellen met betrekking tot de WW aan te houden om de SER gelegenheid te geven een advies uit te brengen dat (volgens CPB-ramingen) vorm geeft aan eenzelfde volumereductie (in uitkeringsjaren) als de kabinetsvoorstellen. Een volumereductie met 43 000 uitkeringsjaren is nodig om te compenseren voor het laten vervallen van de kabinetsvoorstellen inzake afschaffing van de kortdurende uitkering, aanscherping van de referte-eisen WW (d.w.z. de vereiste periode dat iemand moet hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering) en anticumulatie van ontslagvergoedingen in de WW (d.w.z. de verrekening van een ontslagvergoeding met de WW-uitkering). Het nu door het CPB geanalyseerde SER-voorstel betreft het eindvoorstel van de onafhankelijke leden uit de commissie Sociale Zekerheid van de SER zoals op 22 maart jl. geformuleerd. In de vandaag door de SER te publiceren zogenoemde achterbanversie van het ontwerpadvies Toekomstbestendigheid Werkloosheidswet staat dit voorstel nader uitgewerkt, evenals de verschillen met de kabinetsplannen. In het ontwerpadvies is niet meer het aanvankelijke voorstel opgenomen om werklozen die jonger zijn dan 50 jaar en die minimaal 6 maanden een WW-uitkering hebben gehad, vervolgens gedurende 6 maanden in aanmerking te laten komen voor een bijstandsuitkering zonder vermogenstoets. Door deze wijziging in het voorstel bedraagt de daling van het totale uitkeringsvolume 38 000 in plaats van de in de CPB-notitie geraamde 37 000 uitkeringsjaren.
De door de SER voorgestelde hervormingen betreffen in eerste instantie veranderingen in aanspraken, onder meer door het aanscherpen van de referte-eis WW, de beperking van de WW-uitkeringsduur en de invoering van de nieuwe Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen (IOW). Dergelijke wijzigingen in aanspraken vormen de initiële effecten, d.w.z. zonder rekening te houden met gedragseffecten. Het SER-voorstel leidt tot een initiële volumereductie in de WW met 43 000 uitkeringsjaren. In vergelijking met de kabinetsvoorstellen betreft dit meer ouderen vanwege de verkorting van de duur van de WW. Vanwege de afschaffing van de kortdurende uitkeringen worden in de kabinetsvoorstellen vooral jongeren getroffen. Veranderingen in de uitkeringshoogte en -duur leiden ook tot gedragseffecten. Verkorting van de periode waarin werklozen aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering leidt tot een inkomensverslechtering omdat getroffen WW-ers hun uitkering kwijtraken, dan wel een uitkering op minimumniveau krijgen via de bijstand, de IOAW (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) of de nieuwe IOW. Deze (dreigende) inkomensachteruitgang vormt een prikkel voor werknemers om werkloosheid te voorkomen en voor uitkeringsgerechtigden om snel uit de WW naar een baan te stromen. De hogere WW-uitkering in de eerste maanden heeft daarentegen het tegenovergestelde effect. Per saldo stijgt naar schatting het WW-volume door deze gedragseffecten met circa 1000 uitkeringsjaren, zodat de totale structurele volumereductie in de WW 42 000 bedraagt. De SER heeft maatregelen op het gebied van preventie en reïntegratie en de invoering van een zogenoemde poortwachterstoets nog onvoldoende concreet ingevuld om de effecten daarvan te kunnen kwantificeren. De nieuwe inkomensvoorzieningen voor oudere werklozen na afloop van de WW-uitkering leveren een additioneel initieel effect. In vergelijking met het huidige beleid vindt in de IOW tussen 50-55 jaar geen toets op het financieel vermogen meer plaatsvindt en boven 60 jaar ook geen partnertoets. Een deel van de werklozen die hun aanspraak op een WW-uitkering verliest en voorheen geen recht had op bijstand of IOAW, kan in het SER-voorstel een beroep doen op de IOW. Het gaat om circa 5000 uitkeringsjaren, zodat het totale uitkeringsvolume niet daalt met 42 000, maar met 37 000 uitkeringsjaren (conform het oorspronkelijke SER-voorstel d.d. 22 maart 2005).
Deze nieuwe regelingen voor oudere werklozen en - vooral - de hogere WW-uitkeringen in de eerste maanden zorgen er voor dat het SER-voorstel naar schatting structureel circa 180 mln euro minder besparingen oplevert dan de kabinetsplannen. De beantwoording van de vraag of het voorstel aan de volumetaakstelling voldoet, is afhankelijk van de interpretatie van de afspraak in het Sociaal Akkoord 2004.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Vanwege de introductie van de nieuwe regelingen voor oudere werklozen daalt het totale uitkeringsvolume met 37 000. De door de SER voorgestelde hervorming van het uitkeringssysteem levert naar schatting structureel circa 180 mln euro minder besparingen op dan de kabinetsplannen.