17 augustus 2005

De economische situatie in Italië

Al jaren is Italië met Duitsland in het eurogebied hekkensluiter wat betreft economische groei. Sinds de invoering van de euro begin 1999 bedraagt de Italiaanse BBP-volumegroei slechts 1,2% per jaar, tegen 1,9% in het eurogebied en 1,3% in Duitsland.

De Italiaanse groei was vooral lager door de uitvoer. De uitvoergroei was in de jaren 1999-2004 verreweg de kleinste van de eurolanden als gevolg van een fors internationaal marktverlies. Daarvoor waren twee hoofdoorzaken. De eerste was de stijging van de arbeidskosten per eenheid product die veel sterker was dan bij concurrenten, waardoor de concurrentiepositie fors verslechterde. In het verleden zou deze verslechtering op een gegeven moment teniet zijn gedaan door devaluatie van de lire (en een relatieve daling van de lonen als gevolg hiervan). Door de invoering van de euro is dit echter niet meer mogelijk en hiermee wordt bij de loonvorming kennelijk vooralsnog onvoldoende rekening gehouden.

Met een overheidsschuld van meer dan 100% BBP en een fors overheidstekort heeft Italië niet alleen een groeiprobleem maar ook een ernstig begrotingsprobleem. Tot en met 2003 was met kunst en vliegwerk (zoals belastingamnestie en securitisatie) het tekort onder het Maastricht plafond van 3% BBP gehouden. Deze ‘foefjes’ verminderden het tekort tijdelijk met 1,7% BBP in 2003 (Koen en Van den Noord, 2005) en met circa 1½% BBP in 2004 (IMF, 2005). Bovendien werd het tekort getemperd door lagere rentebetalingen als gevolg van de invoering van de euro. Desondanks nam het tekort in 2004 toe tot 3,1% BBP. Bij ongewijzigd beleid zal het tekort naar verwachting oplopen tot 4,4% BBP in 2005 en 5% BBP in 2006 (OESO, 2005b).

Downloads

Auteurs

Wim Suyker