1 februari 1999

De millenniumproblematiek: een risico-analyse

Economische effecten van het Millenniumprobleem

Persbericht
Het CPB verwacht dat het millenniumprobleem geen merkbaar effect zal hebben op de macro-economische jaarcijfers, mits bedrijfsleven en overheid alles op alles zullen zetten om hun software millenniumbestendig te maken en mits zij noodvoorzieningen treffen om eventueel toch nog optredende productieverstoringen in 2000 snel het hoofd te bieden.

Bij individuele bedrijven kunnen er wel grote gevolgen zijn wanneer men zich niet goed heeft voorbereid op de millenniumovergang.

Neerwaartse risico's zijn echter ook op macro-economisch niveau aanwezig. In een scenario waarin alle door het CPB geschetste pessimistische veronderstellingen zich tegelijkertijd zouden voordoen, resulteert een negatief effect op het Bruto Binnenlands Product (BBP) van 0,75 à 1% in 2000. Dit effect is voor het grootste deel niet structureel.

Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het vandaag gepubliceerde CPB-onderzoek De Millenniumproblematiek, een risico-analyse.

Millenniumproblematiek en flexibiliteit

Het millenniumprobleem houdt in dat computersystemen en machines met ingebouwde software bij de overgang van 1999 naar 2000 van slag kunnen raken wanneer bij de programmering jaartallen met twee cijfers zijn aangegeven. De software herkent dan 00 als 1900 in plaats van als 2000.

De verstoringen die ondanks een goede voorbereiding optreden, kunnen worden opgevangen door de flexibiliteit van de markteconomie. Grote productieverstoringen in het verleden, zoals sneeuwstormen in Quebec, een aardbeving in Los Angeles en een verkorte werkweek in het Verenigd Koninkrijk, bleken uiteindelijk op jaarbasis slechts een klein productieverlies op te leveren. Tijdelijk productieverlies begin 2000 kan in de loop van dat jaar veelal grotendeels worden goedgemaakt door overwerk en bovennormale capaciteitsbenutting.

Risico's

Een substantieel negatief effect op het BBP in 2000 kan echter niet worden uitgesloten. De omvang van de problemen in computerprogrammatuur en apparatuur en de mogelijke effecten daarvan zijn met grote onzekerheden omgeven. Daarom heeft het CPB ook enkele risico's rond het millenniumvraagstuk verkend op basis van pessimistische veronderstellingen, zonder overigens een rampenscenario te schetsen. De kans op echt rampzalige gebeurtenissen met grote macro-economische gevolgen lijkt gering.

* De eerste risicofactor betreft de productieverstoringen in 2000.Het Bakkenist Millennium Expertise Centrum heeft daarvoor een 'worst case' scenario opgesteld, waarin een substantieel deel van de bedrijvigheid in Nederlandse bedrijfstakken tussen de 1 en 4 weken uitvalt. In de meeste bedrijfstakken is een inhaalpercentage van niet meer dan 25 of 50% verondersteld. Dit alles heeft in 2000 een tijdelijk neerwaarts effect op het bruto binnenlands product van 0,4%.

* Anticipatie- en vertrouwenseffectenvormen een andere risico-factor. Vooruitlopend op eventuele leveringsproblemen na de eeuwwisseling leggen consumenten en bedrijven mogelijk enige extra voorraden voedingsmiddelen respectievelijk essentiële grondstoffen en halffabrikaten aan om daaruit te kunnen putten. Daarnaast kan de onzekerheid over de gevolgen van het millenniumprobleem het vertrouwen van consumenten en producenten aantasten. Dit kan tot uiting komen in een hogere spaarneiging bij consumenten en een geringere investeringsgeneigdheid bij bedrijven. Bovendien kunnen er vanwege veiligheidsrisico's vertrouwenseffecten optreden in specifieke sectoren als ziekenhuizen en luchtverkeer.

Of de berichten over de millenniumproblematiek in de loop van 1999 geruststellend of juist onheilspellend zijn, zal bepalend zijn voor de grootte van de anticipatie- en vertrouwenseffecten. Op basis van enigszins pessimistische veronderstellingen hieromtrent in de CPB-studie vermindert in 2000 de economische groei tijdelijk met 0,4%.

* Een derde risico-factor is het buitenland. Ook daar zullen productieverstoringen en vertrouwens- en anticipatie-effecten optreden die de vraag naar Nederlandse producten tijdelijk kunnen doen afnemen. Wel bestaat de indruk dat het Nederlandse bedrijfsleven wat beter is voorbereid dan enkele belangrijke handelspartners, zodat enige marktwinst mogelijk is.

* Een vierde risico-factor betreft de invloed op de technologische ontwikkeling. Daarbij gaat het om de te verwachten effecten van de millenniumproblematiek op langere termijn. De software-inspanningen van bedrijven in het kader van het millenniumprobleem kunnen ten koste gaan van product- en procesinnovaties. Herstructurering en vernieuwing van bestaande programmatuur en versnelde vervanging van oude machines werken daarentegen positief uit op de productiviteitsontwikkeling. Per saldo zal het structurele negatieve effect op het BBP waarschijnlijk niet groter zijn dan ¼%.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Mits bedrijven en overheden, zowel in Nederland als in het buitenland, goed anticiperen op de milleniumproblematiek, zal de millennium bug slechts kleine negatieve economische effecten hebben. Echter, een dergelijke uitkomst is geen absolute zekerheid. Dit document analyseert daarom een aantal risico's met betrekking tot de Y2K. Bij de beoordeling van deze risico's hebben we verschillende pessimistische veronderstellingen gemaakt.

De kwantitatieve analyse onderscheidt vier componenten: effecten op het binnenlandse aanbod, initiële effecten op de binnenlandse vraag, buitenlandse invloed en structurele effecten, die alle een aparte invloed hebben op de uiteindelijke economische gevolgen van Y2K. In een scenario waarin alle pessimistische veronderstellingen zich tegelijkertijd voordoen, zal dat een negatief effect op het Bruto Binnenlands Product (BBP) hebben van ten hoogste ¾ tot 1% in het jaar 2000. Een dergelijk effect zal echter grotendeels worden gecompenseerd door gerelateerde positieve effecten na 2000.

Auteurs

Frans Suijker
Martin Vromans