21 februari 2008

Is deeltijdwerk een blijvend fenomeen? Bevindingen op basis van de Enquete Beroepsbevolking 1992-2005

Jongere generaties vrouwen kiezen voor deeltijd

Persbericht
Het kabinet wil mensen met een kleine deeltijdbaan stimuleren meer uren te gaan werken. Het gaat hierbij vooral om vrouwen. De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is de afgelopen decennia fors gestegen, maar de gemiddelde baanomvang van werkende vrouwen is vanaf het begin van de jaren negentig nauwelijks veranderd.

Jongere generaties vrouwen met een baan werken gemiddeld evenveel uren per week als oudere generaties deden op dezelfde leeftijd. Bovendien kiezen jongere generaties met een gelijk opleidingsniveau en kindertal (inclusief vrouwen zonder kinderen) vaker voor een deeltijdbaan dan oudere generaties. Er zijn geen aanwijzingen dat de gemiddelde baanomvang van vrouwen in de nabije toekomst zal stijgen.

Dit concluderen de CPB-onderzoekers Nicole Bosch, Anja Deelen en Rob Euwals in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper 'Is part-time employment here to stay? Evidence from the Dutch Labour Force Survey 1992-2005'. Het onderzoek draagt bij aan de kennis voor de Taskforce Deeltijdplus, welke tot doel heeft te bevorderen dat mensen met een deeltijdbaan meer uren gaan werken.

Aantal gewerkte uren varieert over de levensloop, maar niet tussen generaties
De gemiddelde baanomvang van vrouwen ligt al jarenlang rond de 26 uur per week en varieert over de levensloop. 25-Jarige vrouwen met een baan werken gemiddeld het grootste aantal uren: 32 uur per week. Tussen 35 en 50 jaar is de gemiddelde baanomvang ongeveer 24 uur per week. Vanaf 50-jarige leeftijd zet een daling in. Jongere generaties vertonen hetzelfde patroon over de levensloop als oudere generaties. Op bijvoorbeeld 43-jarige leeftijd is het gemiddeld aantal gewerkte uren voor de onderscheiden generaties ongeveer gelijk.

Maatschappelijke trends hebben tegengesteld effect
Dat de gemiddelde baanomvang nauwelijks is gewijzigd, is opmerkelijk omdat de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt wel aanzienlijk is veranderd. Zo is het opleidingsniveau flink gestegen, en hoogopgeleide vrouwen werken vaker en gemiddeld meer uren dan laagopgeleide vrouwen. Daar staat tegenover dat de participatie van vrouwen met kinderen ook sterk is toegenomen, en vrouwen met kinderen werken minder uren dan vrouwen zonder kinderen. De verschillende maatschappelijke trends hebben hier een tegengesteld effect. Per saldo is de gemiddelde baanomvang stabiel gebleven.

Ook los van opleiding en kinderen meer voorkeur voor deeltijd
De jongere generaties vrouwen zijn de afgelopen jaren vooral in deeltijdbanen van 12 tot 34 uur per week gaan werken. Jongere generaties vrouwen met een baan werken dus gemiddeld net zoveel uren per week als oudere generaties deden op dezelfde leeftijd. Maar ze werken wel vaker in een middelgrote deeltijdbaan. De oudere generaties werken relatief vaak in een voltijdbaan of in een kleine deeltijdbaan. Het is niet alleen de gewijzigde samenstelling van de groep werkende vrouwen die deze trend veroorzaakt. Het onderzoek laat namelijk zien dat jongere generaties werkende vrouwen met dezelfde opleiding en hetzelfde aantal kinderen als oudere generaties minder vaak voor een voltijdbaan kiezen en vaker voor een middelgrote deeltijdbaan.

Contactpersonen

In deze studie onderzoeken we de ontwikkeling van de gewerkte uren voor opeenvolgende generaties van vrouwen op basis van de Enquête Beroepsbevolking 1992-2005. Deze publicatie is Engelstalig.

Voor het combineren van arbeid en zorg heeft Nederland voor een internationaal uniek model gekozen met een hoge mate van participatie van vrouwen en een hoge mate van deeltijdwerk. Het model is naar alle waarschijnlijkheid een resultaat van (maatschappelijke) preferenties, want de vermindering van allerlei institutionele barrières, zoals een lagere belastingdruk voor partners en betere kinderopvangregelingen, heeft niet tot meer gewerkte uren geleid. Het is desondanks de vraag of het deeltijdmodel zal blijven bestaan, of dat jongere generaties in de nabije toekomst toch vaker voltijds zullen werken.

We concluderen uit ons onderzoek dat de kans op deeltijd voor opeenvolgende generaties is gestegen, terwijl de kans op voltijd is gedaald voor de generaties geboren vanaf begin jaren vijftig. Onze resultaten komen overeen met resultaten van studies over sociale normen en waarden, die een soortgelijke ontwikkeling voor de opeenvolgende generaties vinden. Het is daarom waarschijnlijk dat zonder een verandering in de (maatschappelijke) preferenties het deeltijdmodel voorlopig nog zal blijven bestaan.

Lees meer over