29 januari 2004

Effect van maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend inkomen

De Tweede Kamerleden Crone en Depla (PvdA) hebben het CPB verzocht een analyse te maken van de invoering van een maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend inkomen.

Dit niveau zou kunnen liggen op 1½ of 2 keer modaal (44000 euro respectievelijk 59000 euro). Deze maatregel impliceert dat de pensioenopbouw (zowel ouderdoms- als prepensioen en VUT) tot deze grens plaatsvindt en tot deze grens aftrekbaar is voor de loon- en inkomstenbelasting. Boven deze grens wordt pensioensparen dus niet meer fiscaal gefaciliteerd. Ditzelfde geldt voor sparen voor een oudedagslijfrente.

Dit om te voorkomen dat personen met een inkomen van meer dan 1½ of 2 keer modaal het pensioengat dat ontstaat door de maatregel fiscaal gefaciliteerd kunnen compenseren via sparen voor een (aanvullende) oudedagslijfrente. Als referentiekader voor de analyse fungeert het huidige pensioen- en prepensioenstelsel . In procenten van het aantal actieve deelnemers hanteerde 37% van de Nederlandse pensioenfondsen in 2003 een middelloonregeling, tegen 52% een eindloonregeling (PVK, Pensioenmonitor 2003).

Omdat een middelloonregeling een extra instrument kent om de financiële positie van een fonds te verbeteren, namelijk beperking van de indexering van de actieven, zijn veel fondsen van plan om op een middelloonregeling over te stappen. Hieronder bevinden zich de twee grootste pensioenfondsen van Nederland, ABP en PGGM. Alleen al de overstap van deze fondsen zorgt er voor dat driekwart van de actieve deelnemers aan pensioenfondsen onder een middelloonregeling gaat vallen.

Lees meer over