Gevolgen van het afschaffen van de ozb voor gebruikers van woningen op de andere gemeentelijke heffingen
Verschuiving tussen ozb en rijksbijdrage leidt niet tot aanpassing gemeentelijke heffingen
De onderzoekers concluderen dat de rioolheffing sinds 2006 in enkele gemeenten wel is gestegen. Dit is het geval in gemeenten waar het verlies aan inkomsten uit de ozb groter was dan de compensatie die de gemeenten van de Rijksoverheid ontvingen. De rioolheffing was voor de beperking van de ozb in deze gemeenten niet kostendekkend. Het CPB vindt geen aanwijzingen dat andere onderzochte heffingen aangepast zijn na het beperken van de ozb op woningen. Het gaat dan om de afvalstoffenheffing, de ozb die wordt betaald door huishoudens of bedrijven en de toeristenbelasting. Andere lokale heffingen, zoals bijvoorbeeld de parkeer- of precariobelasting, konden niet onderzocht worden. De resultaten uit het onderzoek doen vermoeden dat gemeenten voornamelijk hun uitgaven aanpassen na een verandering in de financiering van de Rijksoverheid en niet hun lokale heffingen. Deze uitkomst is in lijn met veel ander onderzoek naar de financiële beslissingen van gemeenten.
Deze uitkomst is relevant omdat er momenteel veel voorstellen circuleren om gemeenten meer belastingen te laten heffen in ruil voor minder geld van de Rijksoverheid. Uit het onderzoek blijkt dat zo’n hervorming niet gepaard hoeft te gaan met hogere lokale lasten voor bepaalde huishoudens of bedrijven. Extra beleidsmaatregelen, die lastenverzwaring voor specifieke groepen beperken, lijken daarmee niet nodig.
Contactpersonen
In het licht van een eventuele toekomstige herziening van het lokaal belastinggebied zijn dit relevante bevindingen. Ze laten namelijk zien dat een hervorming niet per definitie gepaard gaat met sterkere afwenteling van belastingdruk op specifieke huishoudgroepen of bedrijven. Daarmee lijkt regulering van het niveau of de stijging van de (overige) lokale lasten bij een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied (zie bijvoorbeeld MinBZK 2016) dus overbodig.
Een belangrijke verklaring voor deze bevindingen is dat het effect van het verlies aan ozb-inkomsten en het effect van de compensatie – in de vorm van een hogere algemene uitkering vanuit het Rijk – elkaar nagenoeg opheffen. Alleen in gemeenten met een negatief herverdeeleffect – het verlies aan inkomsten uit de ozb was groter dan de compensatie – vinden we een beperkte aanpassing van alleen de rioolheffing. Vanaf 2006 hebben deze gemeenten de tarieven voor de rioolheffing voor gebruikers verhoogd. In 2015 betaalden huishoudens in deze gemeenten ongeveer 100 tot 120 euro aan het gebruikersdeel voor de rioolheffing. Hiervan is ongeveer 12 euro toe te schrijven aan het verdwijnen van de ozb op gebruikers van woningen. We vinden dus geen indicaties dat andere lokale heffingen, namelijk de afvalstoffenheffing, de ozb die wordt betaald door huishoudens of bedrijven of de toeristenbelasting, aangepast zijn na het verdwijnen van de ozb op gebruikers van woningen.
Dat gemeenten met een negatief herverdeeleffect de tarieven voor de rioolheffing verhoogd hebben, is niet verwonderlijk. Deze gemeenten dekten vóór de afschaffing van de ozb op gebruikers van woningen een kleiner deel van de kosten voor het riool uit de daarvoor bestemde heffing dan andere gemeenten. In feite gebruikten ze een deel van de ozb-opbrengst om de rest van de rioleringslasten te dekken.