Houdbaarheidseffecten van participatiebeleid
De SER heeft het CPB gevraagd enkele beleidsopties in kaart te brengen waarbij de houdbaarheid verbetert door meer arbeidsparticipatie. Het CPB heeft daarvoor eerst een inschatting gemaakt van het resterend arbeidspotentieel bij verschillende groepen, en de ontwikkeling daarin naar de toekomst toe. Het arbeidsaanbod zal de komende jaren blijven groeien, maar zonder aanvullend beleid zal de groei naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk lager zijn dan de groei aan het einde van de 20e eeuw. De lagere groei van het arbeidsaanbod biedt kansen voor additioneel participatiebeleid.
Het grootste potentieel zit daarbij bij vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en allochtonen (de groepen overlappen gedeeltelijk). Het arbeidsaanbod in personen van vrouwen zal de komende jaren blijven toenemen, maar desondanks zal het niveau van de mannen - in personen én in gewerkte uren - zonder aanvullend beleid niet bereikt worden (vrouwen met kinderen zullen bijvoorbeeld ook in de toekomst vaak een deeltijdbaan hebben). Ouderen zullen langer op de arbeidsmarkt blijven participeren, maar ook hun arbeidsaanbod zal zonder aanvullend beleid in belangrijke mate achterblijven bij dat van andere leeftijdscategorieën. Lager opgeleiden hebben en houden naar verwachting een duidelijk lagere participatie dan hoger opgeleiden.
Tot slot kennen allochtonen een duidelijke achterstand in arbeidsparticipatie, deels door een hogere werkloosheid, dan autochtonen. Weliswaar zal de tweede generatie allochtonen meer participeren dan de eerste generatie, maar in vergelijking met autochtonen zal er naar verwachting een achterstand blijven bestaan. Hieronder behandelen we enkele varianten die beogen de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren door een hogere participatie van bovengenoemde doelgroepen. We rapporteren effecten op de werkgelegenheid en het houdbaarheidstekort (zie beneden). De berekeningen zijn gebaseerd op dezelfde veronderstellingen over de toekomst als in Van Ewijk e.a. (2006). We presenteren geen inkomenseffecten, maar geven per maatregel wel aan welke groepen er financieel op vooruit gaan en welke groepen er financieel op achteruit gaan.