12 april 2006

Regionale onvergelijkbaarheden in een klein land? Een analyse van regionale werkloosheid en participatieverschillen in Nederland van 1975 tot 2003.

Regionale karakter van Nederlandse arbeidsmarkt is beperkt

Persbericht
De arbeidsmarkt functioneert in Nederland vooral op nationaal niveau. Zowel in vergelijking met andere landen, als in vergelijking met conjuncturele schommelingen, is het regionale karakter van de arbeidsmarkt beperkt. Die regionale dimensie is wel relatief sterker voor vrouwen, jongeren en lager opgeleiden.

Ze komt tot uitdrukking in werkloosheidsverschillen, maar een lage participatiegraad hoeft geen indicatie te zijn van regionale arbeidsmarktproblematiek.

Dit concludeert het Centraal Planbureau in het vandaag verschenen CPB Document 'Regional disparities in a small country? An analysis of regional unemployment and participation differentials in the Netherlands from 1975 to 2003'. Het CPB heeft een analyse gemaakt van regionale werkloosheid en participatie over bijna drie decennia. Voor een kortere periode (1992 - 2002) is er naast geslacht ook onderscheid gemaakt naar leeftijd en opleidingsniveau.

Het theoretische uitgangspunt van de studie is dat de arbeidsmarkt een regionaal karakter heeft als er in een evenwichtssituatie loonverschillen bestaan die niet in andere markten worden gecompenseerd. In dat geval zou regionale steun wenselijk kunnen zijn, omdat mensen in bepaalde regio's dan op de lange termijn slechter af zijn. In de praktijk lijkt werkloosheid een meer betrouwbare indicator van de regionale dimensie, omdat veel loononderhandelingen op nationaal niveau plaatsvinden. We onderzoeken daarom de grootte en hardnekkigheid van regionale verschillen in werkloosheid.

Regionale verschillen in werkloosheid klein maar hardnekkig...
In het noorden was de werkloosheid in de afgelopen vijftien jaar twee à drie procentpunten hoger dan in de rest van het land. In 2003 lag de werkloosheid hier bijvoorbeeld iets onder de 7 procent, tegen ongeveer 5 procent in de andere landsdelen. Hoewel er in de jaren zeventig wat verschuivingen zijn opgetreden, was de ontwikkeling van werkloosheid vanaf de tweede helft van de jaren tachtig in alle regio's vrijwel identiek. Deze regionale variatie is klein in vergelijking met conjuncturele schommelingen: in de afgelopen decennia fluctueerde de nationale werkloosheid tussen de 3 en de 11 procent. Ook is het regionale karakter beperkt in internationaal perspectief: binnen de OESO zijn alleen de regionale werkloosheidsverschillen in Noorwegen en Ierland kleiner.

...en niet voor iedereen even sterk
Werkloosheidsverschillen zijn relatief groot voor vrouwen, jongeren en lager opgeleiden, terwijl deze verschillen voor hoger opgeleiden bijna helemaal verdwenen zijn tijdens de conjuncturele piek van eind jaren negentig. Het zijn dezelfde groepen - vrouwen, jongeren en lager opgeleiden - die, gemiddeld genomen, ook minder tussen regio's verhuizen voor een baan. Wanneer men regionaal arbeidsmarktbeleid zou willen voeren, dan lijkt het dus efficiënt om dit beleid te richten op deze groepen.

Lage participatie wijst niet op achterstand regionale arbeidsmarkt
Regionale verschillen in participatie worden vaak ook gezien als een indicatie van regionale arbeidsmarktproblematiek. De commissie Langman doet dit bijvoorbeeld in haar invloedrijke advies uit 1997. Deze verschillen kunnen echter ook andere oorzaken hebben, bijvoorbeeld in de sociaal-culturele sfeer. Als verschillen in regionale participatie vooral te maken hebben met perspectieven op de arbeidsmarkt, dan zouden we een samenhang verwachten met regionale werkloosheid. Echter, wanneer we controleren voor in de tijd gelijkblijvende regionale verschillen (zoals stad - platteland), dan blijkt die samenhang maar in geringe mate te bestaan. Participatie lijkt daarom geen betrouwbare indicator voor het regionale karkater van de arbeidsmarkt.

Om verschillen in regionale werkloosheid te kunnen interpreteren als een maatstaf voor de regionale dimensie van de arbeidsmarkt, hebben we een aantal aannames gemaakt. Zo hebben we bijvoorbeeld geen rekening gehouden met compensatie in andere markten, terwijl er sterke aanwijzingen bestaan voor compensatie van regionale werkloosheid in de huizenmarkt (zie bijvoorbeeld persbericht nummer 10, 16 februari 2006). Dit leidt tot een overschatting van het regionale karakter van de arbeidsmarkt. Er is echter niet gekeken naar regionale loonverschillen. Voor zover regionale problematiek tot uitdrukking komt in lonen, in plaats van werkloosheid, is de regionale dimensie daarom juist weer onderschat.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Deze studie betoogt dat de grootte en persistentie van regionale verschillen in werkloosheid en participatie geschikte indicatoren vormen. We analyseren regionale werkloosheid en participatie in Nederland van 1975 tot 2003. Uit de empirie blijkt dat verschillen in inactiviteit geen betrouwbare indicator zijn van de regionale dimensie van arbeidsmarkten. Zowel vanuit een internationaal perspectief, als in vergelijking met variatie van kansen op de arbeidsmarkt tussen hoog- en laagconjunctuur, lijkt de regionale dimensie van arbeidsmarkten klein. Deze dimensie is echter relatief groot voor vrouwen, jongeren en lager opgeleiden, die ook minder mobiel zijn. Het zou dus efficiënt zijn om regionaal arbeidsmarktbeleid te richten op deze groepen, als dit soort beleid überhaupt wenselijk is.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Downloads

Auteurs

Wouter Vermeulen

Lees meer over