5 februari 2015

Second opinion Economische analyse Zoetwater

Op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Deltaprogramma heeft het CPB een second opinion gegeven op het rapport ‘Economische analyse Zoetwater’. De belangrijkste conclusie van deze second opinion is dat de resultaten en aanbevelingen in het rapport ‘Economische analyse Zoetwater’ op hoofdlijnen worden ondersteund.
No title

De belangrijkste conclusies die volgen uit het rapport, hebben we samengevat als antwoord op de drie vragen:

1. Hoe groot is het zoetwatertekort?
2. Welke maatregelen uit het hoofdwatersysteem zijn kansrijk?
3. Wat kan als vervolgonderzoek worden gedaan?

Hoe groot is het zoetwatertekort?
In de huidige situatie is soms sprake van zoetwatertekort. Dit betreft oppervlaktewatertekorten in enkele regio’s, vooral in extreem droge jaren (kans van ongeveer 1/100 jaar). De tekorten treden het sterkst op in de Hoge Zandgronden en de Zuidwestelijke Delta zonder aanvoer, en in beperktere vorm in het Rivierengebied.

Ten opzichte van de huidige situatie zal het zoetwatertekort bij de scenario’s met gematigde klimaatverandering (Deltascenario’s ‘Druk’ en ‘Rust’) niet of nauwelijks toenemen. Om de huidige procentuele zoetwatertekorten te handhaven zijn dan maar zeer beperkt maatregelen nodig. In de scenario’s met sterke klimaatverandering (Stoom en Warm) zal de watervraag aanzienlijk toenemen en zal de wateraanvoer via Rijn, Maas en via neerslag aanzienlijk afnemen. Zonder extra maatregelen leidt dit tot een sterke toename van de watertekorten. Maatregelen in het hoofdwatersysteem kunnen deze sterke toename van de zoetwatertekorten in geval van sterke klimaatverandering beperken, maar zijn zeker in de extreem droge jaren niet voldoende om dit te voorkomen.

Welke maatregelen uit het hoofdwatersysteem zijn kansrijk?
Voor het hoofdwatersysteem lijken enkele maatregelen nu al maatschappelijk rendabel. Deze betreffen:

• Een structurele buffer van 20 cm in het IJsselmeer,
• Kleinschalige wateraanvoer van 15m3/s in West-Nederland en
• Optimalisatie van inlaat- en beheer van zoet water bij de Bernisse en het Brielse meer.

Wat kan als vervolgonderzoek worden gedaan?
Onze suggesties voor vervolgonderzoek kunnen onder vijf soorten aanbevelingen worden gegroepeerd:

• Verbeter de analyse van het toekomstig tekort aan zoetwater, bijvoorbeeld door rekening te houden met adaptief gedrag door gebruikers en door de risicoanalyse te verbeteren en uit te werken naar gebruiksfuncties en regio’s;
• Kijk niet alleen naar maatregelen uit het hoofdwatersysteem, maar ook naar technische maatregelen op regionaal niveau, technische maatregelen bij de gebruiker en niet-technische maatregelen, zoals beprijzen van gebruik van water, subsidies voor innovatie, locatiekeuze grote watergebruikers en regels en procedures voor watergebruik;
• Meer kwantificeren en monetariseren van de baten, zoals de baten van peilbeheer en doorspoeling;
• Daarna pas analyse optimale zoetwatervoorziening;
• Begin met belangrijke casus en inventarisatie eerder onderzoek.

Downloads