1 april 2002

Selectief investeren; ICES-maatregelen tegen het licht

Analyse ICES-projecten door planbureaus geeft inzicht in doelmatige investeringsstrategie voor volgende kabinetten

Persbericht
In een analyse van een groot aantal investeringsplannen van Rijk en regio's beoordelen de planbureaus tien procent van de claims als robuust: de baten overtreffen naar verwachting de kosten.

Er zijn doelmatige plannen beschikbaar voor verbetering van de verkeersveiligheid, vermindering van de files (kilometerheffing en verschillende regionale wegenprojecten) en een betere benutting van het OV. Daarnaast zijn er doelmatige mogelijkheden voor versterking van de natuur via enkele natuurprojecten bij de rivieren en bestaan er robuuste plannen om te investeren in VMBO-scholen, in monumentenzorg en in de stroomlijning van basisgegevens bij de overheid.
Op vele andere terreinen blijkt dat de plannen nog weinig robuust zijn. Een stevige inhoudelijke herschikking en herformulering zal nodig zijn om hier alsnog tot effectieve en efficiënte investeringsprojecten te komen.

Dit concluderen het Centraal Planbureau (CPB), het Milieu- en Natuurplanbureau (RIVM), het Ruimtelijk Planbureau (RPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in de publicatie 'Selectief investeren: ICES-maatregelen tegen het licht'. Ook de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) en de Stichting DLO (Dienst Landbouwkundig Onderzoek) hebben aan de studie bijgedragen.

Op verzoek van de Interdepartementale Commissie inzake het Economisch Structuurbeleid (ICES) hebben de planbureaus zich de afgelopen twee jaar gebogen over ruim 300 investeringsvoorstellen van de overheid van in totaal ongeveer 100 miljard euro. Het betreft een breed scala aan projecten op acht beleidsterreinen: Fysieke bereikbaarheid, Natuur, landschap en water, Vitaliteit grote steden, Ruimtelijke inrichting, Elektronische bereikbaarheid, Dienstverlening overheid, Milieu en Kennisinfrastructuur.
De meerwaarde van de studie ligt in de systematische analyse. Het is betrekkelijk uniek dat zoveel investeringsvoorstellen van vele departementen en regio's aan een systematische analyse worden onderworpen. Over de politieke wenselijkheid van de investeringen doet de studie geen uitspraken, wel over haalbaarheden, kosten, baten en mogelijke alternatieven om de gestelde doelen te realiseren.

Centraal staat de vraag in hoeverre projecten de maatschappelijke welvaart vergroten. De planbureaus hanteren daarbij een breed welvaartsbegrip, zodat ook niet-monetaire baten, bijvoorbeeld van natuur of monumentenzorg, nadrukkelijk zijn betrokken bij de beoordeling. De resultaten kunnen een rol spelen bij de afwegingen tijdens de kabinetsformatie.

Ook de analyse van projecten die door de planbureaus als 'opwaardeerbaar' (45% van de totale claim) of 'zwak/onbeoordeelbaar' (45% van de totale claim) zijn beoordeeld, geeft aangrijpingspunten om de plannen te verbeteren. De studie noemt enkele mogelijkheden voor verbetering:

  • In een aantal gevallen valt te overwegen om beleidsstrategieën bij te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de strategie om het ruimtegebruik te beïnvloeden via investeringen in openbaar vervoer. De mogelijkheden om met het aanleggen van infrastructuur het ruimtelijk gedrag van gezinnen en bedrijven te sturen, blijken in de praktijk sterk tegen te vallen. Zo is het niet realistisch erop te rekenen dat nieuwe snelle OV-verbindingen belangrijke effecten hebben op de vestigingspatronen; ook omdat het tijdsbeslag van voor- en na-transport hierdoor nauwelijks verandert. Een strategie die inspeelt op concrete problemen en kansen, biedt meer perspectief. Denk hierbij aan locaties waar nu duidelijke knelpunten rond congestie en/of leefbaarheid bestaan, dan wel zullen ontstaan als investeringen uitblijven.
  • Veel voorstellen kunnen aan kracht winnen door meer nadruk te leggen op de selectiviteitin het investeringsbeleid. Als bijvoorbeeld wordt beoogd om op dertig plaatsen groen in en om de stad te ontwikkelen, dan zullen waarschijnlijk op sommige plaatsen de baten hoger of de kosten lager zijn dan op andere plaatsen. Het is dan zinvol om de schaarse middelen op deze plaatsen te concentreren. Ditzelfde geldt onder andere voor projecten om de leefbaarheid en veiligheid in de grote steden te verbeteren en om de overheidsdienstverlening te verbeteren met de inzet van ICT.
  • De timing en faseringvan investeringen vormen eveneens een aandachtspunt. Soms kunnen uitstel en fasering tot een verbeterde efficiency leiden, zoals bij sommige infrastructuurprojecten die zich richten op problemen die zich pas op zeer lange termijn zullen voordoen. In andere gevallen is juist haast geboden bij de uitvoering van een project, omdat uitstel leidt tot hogere maatschappelijke kosten. Voorbeelden van dit laatste zijn het onderhoud van monumenten en de bescherming van gebieden met zeldzame flora en fauna.
  • Ook de samenhang tussen projectenis van belang. Bij een programmatische aanpak kan soms sprake zijn van synergie tussen projecten, zodat met een goede afstemming meerwaarde wordt bereikt. Ook binnen een bredere programmatische aanpak blijft de individuele kwaliteit van projecten echter van grote betekenis. Ook kan er sprake zijn van afnemende meeropbrengsten, bijvoorbeeld als er al omvangrijke investeringen zijn gepleegd en de plannen 'meer van hetzelfde' beogen.
  • Een laatste en niet de minst belangrijke constatering is, dat niet alle problemen met geld kunnen of hoeven te worden opgelost. Andere instrumenten grijpen soms beter aan bij de problematiek. Voor het milieudossier verdient ander beleid dan investeringen en subsidies vaak de voorkeur, zoals regelgeving en heffingen. Voor een aantal specifieke milieuproblemen, zoals bodemsanering en geluidhinder, zijn investeringen overigens wel belangrijk om de doelstellingen te kunnen realiseren. Bij communicatie-infrastructuur heeft de overheid met name een rol op het gebied van coördinatie, standaardisatie en het bevorderen van voldoende concurrentie; investeringen kunnen meestal aan de markt worden overgelaten.

Contactpersonen

Ministeries, provincies en gemeenten hebben voor bijna honderd miljard Euro aan voorstellen ingediend bij de ICES, een commissie van topambtenaren die het Kabinet adviseert. De planbureaus CPB, RIVM, RPB en SCP hebben onderzocht welke investeringen 'maatschappelijk rendabel' zijn, en welke niet. Daarnaast zijn de planbureaus nagegaan wat de mogelijkheden zijn om andere maatregelen dan investeringen in te zetten. Dit boek geeft een helder beeld van de investeringsplannen die in Nederland bestaan en laat zien welke investeringen het beste scoren. Het oordeel dat aan deze voorstellen is toegekend, zal naar verwachting van invloed zijn op de keuze van investeringen in de komende jaren. Doelgroepen:

  • ambtenaren bij Rijk, provincies en gemeenten (terreinen vervoer, ruimtelijke ordening, onderwijs, onderzoek, natuur&milieu)
  • onderzoekers (universiteiten, consultants)
  • belangenorganisaties
  • burgers die geïnteresseerd zijn in (onderdelen van) het Nederlandse investeringsbeleid

Auteurs