25 april 2018

Structurele effecten GroenLinks-variant werkgeverslasten

Op verzoek van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks zijn de structurele werkgelegenheidseffecten berekend van een variant waarbij de werkgeverslasten verschuiven van lagere inkomens naar hogere inkomens en wordt afgezien van invoering van de loondispensatie. Deze CPB Notitie bespreekt de effecten.

De variant van GroenLinks verschuift werkgeverslasten van lagere naar hogere inkomens en ziet af van de invoering van de loondispensatie. Door het afschaffen van de maximuminkomensgrens voor de werkgeverspremies stijgen op korte termijn de loonkosten voor inkomens boven de circa 55.000 euro (prijzen 2018). De budgettaire opbrengst hiervan wordt grotendeels teruggesluisd aan de onderkant door middel van een franchise in de werkgeverspremies van 17,0 procent van het wettelijk minimumloon. Per saldo leidt de variant tot een toename van de structurele werkgelegenheid met 0,1%. Hierbij is verondersteld dat de afwenteling van de werkgeverslasten naar de brutolonen verschilt naar drie opleidingsniveaus. Dit is met onzekerheid omgeven. Als de afwenteling voor alle groepen gelijk is, dan is het werkgelegenheidseffect nihil. Als de afwenteling fijnmaziger is dan de drie onderscheiden categorieën, kan het werkgelegenheidseffect positiever zijn. De variant heeft een nivellerend effect op de koopkracht. Het aandeel van de collectieve sector in de nationale economie wordt groter en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verbetert marginaal. 

Auteurs

Henk-Wim de Boer

Lees meer over