22 april 2008

Subsidiariteit en economische hervorming in Europa

Economische hervormingen: Nederland en Europa aan zet!

Persbericht
'Europa' doet er veel meer toe dan vroeger. De afgelopen twintig tot dertig jaar is de Europese Unie geleidelijk betrokken geraakt bij beleidsterreinen die vroeger het exclusieve domein van de lidstaten waren. Voorbeelden zijn monetair en budgettair beleid (door het Stabiliteits- en Groeipact), milieu, innovatie, immigratie en buitenlands beleid.

Dat roept de vraag op in welke mate de huidige, dan wel verdergaande Europese samenwerking economisch wenselijk is.

Economische onderzoekers zien een rol voor de EU weggelegd op de beleidsterreinen hoger onderwijs, innovatie, de interne markt, de vennootschapsbelasting en regionaal beleid voor arme lidstaten. Dat wil niet zeggen dat deze betrokkenheid op elk van deze terreinen even groot moet zijn.

Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het boek 'Subsidiarity and Economic Reform in Europe', dat tot stand is gekomen onder redactie van George Gelauff en Arjan Lejour van het Centraal Planbureau (CPB) en Isabel Grilo van de Europese Commissie. In dit recent gepubliceerde boek bespreken zo'n dertig economen op systematische wijze de feitelijke en wenselijke mate van Europese beleidscoördinatie, daarbij gebruikmakend van het subsidiariteitsprincipe. Volgens dit principe hangt de wenselijkheid van Europees beleid af van mogelijke grensoverschrijdende effecten van nationaal beleid en /of schaalvoordelen van Europees beleid. Kortom, beleid hoort thuis op het meest efficiënte niveau. Soms is dat de Europese Unie en soms is dat de lidstaat.

Het boek is het resultaat van een conferentie over subsidiariteit en economische hervormingen die op 8 en 9 november 2006 in Brussel heeft plaatsgevonden. De conferentie werd georganiseerd door de Europese Commissie, het Nederlandse ministerie van Economische Zaken en het Centraal Planbureau.

Hoger onderwijs & innovatie
Voor hoger onderwijs en innovatie is vooral gekeken naar grensoverschrijdende effecten. Een mogelijke rol voor de EU kan zijn om de mobiliteit van studenten te vergroten, wat kan leiden tot meer concurrentie tussen onderwijsinstellingen en wellicht tot een hogere kwaliteit van het hoger onderwijs. Daarnaast kan EU-beleid als katalysator fungeren voor het bewerkstelligen van nationale hervormingen in het hoger onderwijs.

De EU heeft zeker ook een rol om publiek onderzoek en ontwikkeling (O&O) te financieren en private O&O-uitgaven te subsidiëren vanwege de grensoverschrijdende effecten en mogelijke schaalvoordelen. Overheidssteun voor O&O door kleine en middelgrote bedrijven kan echter beter door nationale of zelfs regionale overheden worden uitgevoerd. Zij zijn in het algemeen beter geïnformeerd over de regionale omstandigheden.

Interne markt
Nationale regulering belemmert de handel in diensten en daarmede de vorming van een Europese markt, omdat buitenlandse dienstenaanbieders aan de regulering in de eigen markt én aan die in de exportmarkt moeten voldoen. Het is dus niet vreemd dat de bijdragen in dit boek over de interne markt concluderen dat de markt voor netwerksectoren en die voor commerciële diensten kunnen worden verbeterd als hinderlijke grensoverschrijdende effecten van nationaal reguleringsbeleid worden weggenomen.

Vennootschapsbelastingen
Met lage Vpb-tarieven kunnen landen buitenlandse investeringen aantrekken. Door de tariefsverschillen ontstaan grensoverschrijdende effecten. Daarnaast gebruiken multinationals verschillen in vennootschapsbelasting om hun belastingafdrachten te minimaliseren. EU-beleid kan de totale welvaart verhogen als de belastingtarieven en de belastingbasis voor vennootschappen worden gecoördineerd. Dit is een moeizaam proces waarvoor een stapsgewijze benadering de voorkeur verdient.

Regionaal beleid
Ook voor regionaal beleid zien onderzoekers een duidelijke rol weggelegd voor de EU, zolang dit beleid is gericht op arme regio's in de relatief arme lidstaten. Deze landen missen vaak de financiële en institutionele capaciteit om een regionale economie te ontwikkelen. Armere regio's in rijke lidstaten kunnen beter door deze landen zelf worden ontwikkeld.

Nu is er soms meer Europees beleid dan volgens het subsidiariteitsprincipe wenselijk is, soms minder. Uiteindelijk vergen deze vraagstukken een politieke beslissing. Economische analyses kunnen echter wel argumenten aandragen om deze beslissingen zo geïnformeerd mogelijk te maken. Daaraan levert dit boek een substantiële bijdrage.

De publicatie 'Subsidiarity and Economic Reform in Europe' is te bestellen bij uitgeverij Springer.

De inhoudsopgave en het samenvattende hoofdstuk zijn tevens (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.

Contactpersonen

Deze Engelstalige publicatie is te bestellen bij uitgeverij Springer.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

'Europa' doet er veel meer toe dan vroeger. De afgelopen twintig tot dertig jaar is de Europese Unie geleidelijk betrokken geraakt bij beleidsterreinen die vroeger het exclusieve domein van de lidstaten waren. Voorbeelden zijn monetair en budgettair beleid (door het Stabiliteits- en Groeipact), milieu, innovatie, immigratie en buitenlands beleid.

Dat roept de vraag op in welke mate de huidige, dan wel verdergaande Europese samenwerking economisch wenselijk is.

Conclusie

Economische onderzoekers zien een rol voor de EU weggelegd op de beleidsterreinen hoger onderwijs, innovatie, de interne markt, de vennootschapsbelasting en regionaal beleid voor arme lidstaten. Dat wil niet zeggen dat deze betrokkenheid op elk van deze terreinen even groot moet zijn.

Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het boek Subsidiarity and Economic Reform in Europe, dat tot stand is gekomen onder redactie van George Gelauff en Arjan Lejour van het Centraal Planbureau (CPB) en Isabel Grilo van de Europese Commissie. In dit recent gepubliceerde boek bespreken zo'n dertig economen op systematische wijze de feitelijke en wenselijke mate van Europese beleidscoördinatie, daarbij gebruikmakend van het subsidiariteitsprincipe.

Het boek is het resultaat van een conferentie over subsidiariteit en economische hervormingen die op 8 en 9 november 2006 in Brussel heeft plaatsgevonden. De conferentie werd georganiseerd door de Europese Commissie, het Nederlandse ministerie van Economische Zaken en het Centraal Planbureau.

Auteurs

George Gelauff
I. Grilo