Vaste en noodzakelijke lasten van middeninkomens
Inkomen middengroepen stijgt harder dan lasten

Waar huishoudens in 2019 21.000 euro betaalden aan vaste en noodzakelijke lasten, was dat in 2023 ruim 23.000 euro. Het gemiddelde besteedbaar inkomen steeg in diezelfde jaren met 10.000 euro tot 55.000 euro, onder andere doordat de lonen zijn gestegen in die jaren. Daardoor daalde de gemiddelde lastenquote van 50% naar 46% tussen 2019 en 2023.
De stijging van de vaste en noodzakelijke kosten voor huishoudens is vooral te wijten aan de hogere gas- en stroomprijzen en de duurdere boodschappenkar. De woonlastenquote daalde tussen 2019 en 2023 met 3 procentpunt, doordat de woonlasten zelf stabiel bleven en de lonen stegen. Dit verklaart het grootste gedeelte van de daling van de vaste en noodzakelijke lasten.
De verschillen tussen huishoudens zijn groot. Zo kunnen huurders ten opzichte van huiseigenaren gemiddeld genomen 15 procentpunt minder van hun inkomen vrij besteden. Dat komt vooral doordat huiseigenaren over het algemeen meer verdienen.
Uit het onderzoek blijkt dat de kabinetsmaatregelen uit 2022 en 2023, die huishoudens compenseerden, voor de hogere energiekosten, effectief zijn geweest. Het kabinet gaf alle huishoudens 380 euro en ontwierp voor huishoudens rond het sociaal minimum extra regelingen. De vaste en noodzakelijke lasten stegen nauwelijks in 2022 en 2023, ondanks de forse inflatie.
Tot de groep middeninkomens horen de meeste Nederlanders. In de definitie van de WRR die in deze studie wordt gebruikt hebben ze in 2023 een besteedbaar inkomen tussen de 21.000 euro en 70.000 euro per jaar. Tot de vaste lasten rekent het Centraal Planbureau uitgaven aan huur, hypotheek en abonnementen en onder noodzakelijke uitgaven vallen beïnvloedbare maar essentiële uitgaven aan bijvoorbeeld boodschappen. Het onderzoek vergelijkt de huishoudboekjes van huishoudens tussen 2019 en 2023.
Contactpersonen

Downloads
Auteurs

