10 december 2012

Loonongelijkheid in Nederland stijgt

Werkgelegenheid gemiddeld opgeleiden onder druk

Persbericht
De werkgelegenheid van mensen met een gemiddelde opleiding (veelal mbo’ers) staat onder druk. Meer onderwijsinvesteringen door mensen uit deze groep zijn een deel van de oplossing. Een andere oplossing is het benutten van de complementariteit tussen hoog- en laagopgeleiden.

Hoogopgeleiden zijn meer en meer een werkgelegenheidsbron voor lager opgeleiden. Dat constateert Bas ter Weel in de vandaag verschenen CPB Policy Brief 2012/06 'Loonongelijkheid in Nederland stijgt'.

De baankansen van mensen met een gemiddeld opleidingsniveau dalen in Nederland. In de afgelopen tien jaar is het aandeel banen voor gemiddeld opgeleiden met 4,5 procent afgenomen. De werkloosheid onder gemiddeld geschoolden is sinds de recessie van 2001 nooit meer lager dan 3,5 procent geweest. In 2011 was 5,3 procent van de gemiddeld opgeleiden werkloos.

Tegelijkertijd neemt de loonongelijkheid toe, omdat hoogopgeleide werknemers uitlopen op de rest. In de afgelopen vijftien jaar is de vraag naar hoogopgeleide werknemers sneller gestegen dan het eveneens toegenomen aanbod. Daardoor verdienen zij steeds meer, vergeleken met mensen die minder hoog zijn opgeleid. De verschillen in brutoloon tussen de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt zijn momenteel ongeveer vijftien procent hoger dan eind jaren negentig. De afgelopen twintig jaar is het verschil in het gemiddelde onderwijsrendement (de opbrengsten van een jaar extra opleiding gemeten in loon) tussen een universitair geschoolde werknemer en een Vmbo’er bijna verdubbeld.

Deze loonontwikkelingen en hogere onderwijsrendementen bevorderen dat veel gemiddeld opgeleiden de sprong omhoog wagen via het volgen van een hogere opleiding. De stijgende vraag naar hoogopgeleiden maakt dat ook kansrijk. Laagopgeleiden en mbo’ers die geen hoger onderwijsniveau kunnen halen, moeten het daarentegen hebben van de complementariteit met hoogopgeleiden. De stijgende vraag naar persoonlijke diensten biedt daarvoor mogelijkheden.

Onderwijs is een manier om lonen van verschillende groepen op de arbeidsmarkt minder sterk uit elkaar te laten lopen. Als het aanbod van goed opgeleide mensen hoog genoeg wordt, neemt de loonongelijkheid dan ook af. Een goede doorstroom tussen niveaus van bijvoorbeeld middelbaar beroepsonderwijs naar hoger beroepsonderwijs is hierbij van belang.

Lees het bijbehorende persbericht.

De loonongelijkheid in Nederland neemt toe, waardoor hoogopgeleide werknemers verder uitlopen op de rest. Tegelijkertijd dalen de baankansen van mensen met een gemiddeld opleidingsniveau. In de afgelopen vijftien jaar is de vraag naar hoogopgeleide werknemers sneller gestegen dan het al fors toegenomen aanbod. De relatieve lonen van deze groep zijn dan ook verder gestegen. Hetzelfde geldt voor het rendement op een Wo- en Hbo-opleiding. De arbeidsmarktpositie van mensen met een gemiddelde opleiding (veelal Mbo’ers) verslechtert, hoewel de lonen daar nog niet onder lijken te leiden. De werkgelegenheid aan de onderkant is stabiel. Lonen staan daar echter wel onder druk, wat zichtbaar is in relatief lage rendementen op onderwijs.

Deze trends leiden tot druk op de onderkant van de arbeidsmarkt. Door geringere kansen op een baan wagen veel gemiddeld opgeleiden de sprong omhoog, daarbij aangemoedigd door de hoge rendementen op hoger onderwijs. Deze sprong wordt echter bemoeilijkt door het gestegen aanbod van hoogopgeleide werknemers. Inspanningen om de top van het midden te stimuleren een hoger niveau te bereiken, zijn kansrijk. De laagopgeleiden en de overige Mbo’ers moeten het hebben van de complementariteit met hoogopgeleiden. De stijgende vraag naar persoonlijke diensten die de afgelopen tijd op gang is gekomen, biedt daarvoor mogelijkheden. Voor beleidsmakers betekent dit dat investeren in goed onderwijs een manier is om lonen van verschillende groepen op de arbeidsmarkt minder sterk uit elkaar te laten lopen en mensen flexibeler inzetbaar te maken.

Auteurs

Bas ter Weel

Lees meer over