20 december 2004

Eenheid of verscheidenheid in de onderzoeksagenda's? Over de bèta-gerichte R&D-specialisatiepatronen van wetenschap en bedrijven in Nederland

CPB: Onderzoeksagenda's wetenschap en bedrijfsleven liggen ver uiteen

Persbericht
De bèta-gerichte onderzoeksagenda's van wetenschap en bedrijfsleven verschillen behoorlijk. Dat vermindert de potentie tot kennisuitwisseling tussen wetenschap en bedrijven.

Dit is een mogelijke oorzaak van de 'kennisparadox': er vindt goed wetenschappelijk onderzoek plaats in Nederland, maar de benutting hiervan door het bedrijfsleven lijkt gering. Er kunnen echter ook goede redenen zijn waarom de wetenschap zich niet in gelijke mate op dezelfde technologiegebieden richt als het bedrijfsleven.

De bèta-gerichte onderzoeksagenda's van wetenschap en bedrijfsleven verschillen behoorlijk. Dat vermindert de potentie tot kennisuitwisseling tussen wetenschap en bedrijven. Dit is een mogelijke oorzaak van de 'kennisparadox': er vindt goed wetenschappelijk onderzoek plaats in Nederland, maar de benutting hiervan door het bedrijfsleven lijkt gering. Er kunnen echter ook goede redenen zijn waarom de wetenschap zich niet in gelijke mate op dezelfde technologiegebieden richt als het bedrijfsleven.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Eenheid of verscheidenheid in onderzoeksagenda's? Over de bèta-gerichte R&D-specialisatiepatronen van wetenschap en bedrijven in Nederland'. Bij de beschrijving van de R&D-activiteiten van bedrijven, universiteiten en researchinstellingen in Nederland hanteert het CPB een indeling in twintig bèta-gerichte technologiegebieden.

De CPB-studie toont aan dat de R&D-specialisatiepatronen van bedrijven en (semi-)publieke kennisinstellingen in Nederland sterk verschillen. In vergelijking met het bedrijfsleven zijn universiteiten en researchinstellingen vooral actief in medische technologie en civieltechnisch onderzoek. Ook aan biotechnologie, levensmiddelentechnologie, milieu en veiligheid, en energietechnologie besteedt de wetenschap relatief veel middelen. Het bedrijfsleven focust in vergelijking met de wetenschap vooral op technologieën die het bedrijfsproces verbeteren, met name ICT en proces- en fabricagetechnologie.

Ook in het buitenland verschillen de onderzoeksagenda's van wetenschap en bedrijfsleven sterk. De technologiegebieden waar de buitenlandse wetenschappelijke instituten relatief zwaar op inzetten in vergelijking met het bedrijfsleven, zijn gelijk aan die in Nederland.

Zou de onderzoeksagenda van de wetenschap moeten afwijken van die van het bedrijfsleven of juist niet? Ten minste drie overwegingen kunnen bij de beoordeling van de specialisatieverschillen betrokken worden:

  • De potentie tot kennisuitwisseling tussen wetenschap en bedrijfsleven.
    Voor zover wetenschappelijk onderzoek en bedrijfsonderzoek elkaar versterken, bevordert aansluiting van de wetenschappelijke onderzoeksagenda op die van het bedrijfsleven de potentiële kennisuitwisseling en daarmee het innovatievermogen van de Nederlandse economie. Verkleining van de verschillen in onderzoeksagenda kan dan positief werken.
  • Kennisontwikkeling ten bate van publieke taken.
    Bedrijven produceren relatief weinig op het terrein van publieke taken, zoals gezondheidszorg, veiligheid en fysieke infrastructuur. Het is denkbaar dat zij daarom ook relatief minder actief zijn in de kennisontwikkeling die hiervoor nodig is. Dat kan verklaren waarom de wetenschap relatief actief is op deze terreinen. Maar hoewel deze taakverdeling in de praktijk blijkt te bestaan, impliceert een publieke taak niet noodzakelijkerwijs dat de benodigde technologie ook binnen de publieke kennisinfrastructuur moet worden ontwikkeld.
  • Verschillen tussen technologiegebieden in de omvang van kennisspillovers.
    Op sommige technologiegebieden lekt kennis relatief makkelijk weg, zonder dat andere gebruikers meebetalen aan het hiervoor verrichte onderzoek. Bedrijven hebben dan relatief zwakke prikkels tot R&D. Een relatief grote publieke onderzoeksinspanning is dan legitiem, vooropgesteld dat verspreiding van deze kennis maatschappelijk gezien gewenst is. Het is echter moeilijk om op voorhand te identificeren voor welke technologiegebieden dit in de praktijk het geval is.

Of de huidige wetenschappelijke onderzoeksagenda vanuit maatschappelijk perspectief juist is dan wel aanpassing behoeft, kan aan de hand van deze overwegingen niet zonder meer worden vastgesteld. Daarvoor is meer inzicht nodig in de kwantitatieve betekenis van de overwegingen voor de maatschappelijke welvaart.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Een goede wisselwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven kan de innovatiecapaciteit van de economie vergroten. Als de wetenschap echter op heel andere gebieden actief is dan het bedrijfsleven, zijn de mogelijkheden tot wisselwerking hoe dan ook beperkt.

Dit rapport beschrijft in welke bètagerichte technologiegebieden bedrijven, universiteiten en researchinstellingen in Nederland R&D uitvoeren. Het empirische onderzoek toont aan dat de R&D-specialisatiepatronen van de bedrijven en de (semi-)publieke kennisinstellingen sterk verschillen. Soortgelijke verschillen zijn ook in het buitenland te constateren.

Tenminste drie overwegingen kunnen bij de beoordeling van deze bevindingen betrokken worden: potenties voor publiek-private wisselwerking in R&D, kennisontwikkeling ten bate van publieke taken, en verschillen tussen technologiegebieden in de omvang van externe effecten van kennis. Of de huidige wetenschappelijk-onderzoeksagenda vanuit maatschappelijk perspectief juist is of aanpassing behoeft, kan met deze overwegingen niet zonder meer worden vastgesteld.

Auteurs

Marieke Rensman

Lees meer over