CPB Report: Ondanks groeivertraging houdt conjuncturele voorspoed aan
Na een milde recessie in 1995 duurt de economische opleving nu al twintig kwartalen. Zo'n langdurige bloeiperiode heeft de Nederlandse economie de laatste vijftig jaar niet eerder gekend.
Het CPB geeft een aantal oorzaken aan voor iets afzwakkende groeiverwachtingen ten opzichte van de ramingen in de Macro Economische Verkenning van september 2000. In de MEV 2001 verwachtte het CPB nog een economische groei van 4% in 2001 tegen 3,5% nu.
Ten eerste is de verwachting voor de groei van de wereldeconomie in 2001 iets verlaagd. Het planbureau verwacht mede daarom dat de export in 2001 met 8% groeit; drie maanden geleden was deze groeiverwachting nog 9%.
Voorts zwakt de investeringsgroei in de ramingen voor 2001 af tot 4,25% voor bruto investeringen van bedrijven en 2% voor investeringen in woningen. Oorzaken zijn een verslechtering in de winstgevendheid van bedrijven en een toename van de rentevoet.
Ook een iets lagere toename van de consumptie dan eerder geraamd vertraagt de economische groei. De raming voor de consumptiegroei in 2001 is bijgesteld van 4,5% naar 4% (zie hierna).
Consumptietoename 4% in 2000 en 2001
Het CPB raamt voor zowel 2000 als 2001 een toename van de consumptie met 4%. Vooral de verkoop van duurzame consumptiegoederen en telecomdiensten droegen bij aan de consumptietoename in 2000. Dit betekent dat de consumptie dit jaar, net als in de afgelopen jaren, harder groeit dan het reëel beschikbare gezinsinkomen. Vermogenswinsten op huizen en aandelen maakten dit mogelijk.
In 2001 blijft de toename in de consumptie daarentegen achter bij de netto inkomensgroei. Deze laatste zal, met name door de netto lastenverlichting in het kader van de belastingherziening, stijgen van 2,5% dit jaar naar 5% volgend jaar. Om een aantal redenen verwacht het CPB dat deze forse netto inkomensgroei niet gepaard gaat met een dienovereenkomstig hogere consumptie.
Ten eerste nemen de vermogenseffecten op de consumptie in 2001 vermoedelijk sterk af. Ten tweede houdt de herziening van het belastingstelsel ook een BTW-verhoging in. Waarschijnlijk hebben consumenten bepaalde bestedingen vervroegd naar eind 2000 om deze BTW-verhoging te vermijden. Dit verlaagt de consumptie begin 2001. Een derde reden is dat een deel van de stijging van het netto gezinsinkomen pas in 2002 tot hogere consumptieve bestedingen zal leiden.
Inflatie loopt tijdelijk op
De stijging van de consumentenprijsindex (CPI) neemt naar verwachting toe van gemiddeld 2,5% in 2000 naar 4,25% in 2001. Het planbureau ziet vooral tijdelijke oorzaken en verwacht dan ook dat de inflatie alleen tijdelijk zo hoog zal zijn.
De inflatietoename valt deels te verklaren door de verhoging van de indirecte belastingen, die overigens ruimschoots gecompenseerd wordt door een verlaging van de directe belastingen. Dit is een eenmalig effect van de belastingherziening.
Ook de hoge olieprijs en dollarkoers in 2000 zorgen voor een tijdelijke verhoging van de inflatie in 2001. In de CPB-projectie dalen de olieprijs en de dollarkoers ten opzichte van de hoge niveaus in het vierde kwartaal van 2000. Met enige vertraging zal dit in een lagere inflatie resulteren.
Krappe arbeidsmarkt stuwt lonen omhoog
Naar verwachting stijgen de contractlonen in de marktsector volgend jaar met 4%, tegen 3,25% in 2000. Tegelijkertijd beïnvloeden opwaartse èn matigende krachten de loonontwikkeling. Van de forse netto lastenverlichting door de invoering van het nieuwe belastingstelsel, die al tot een behoorlijke netto inkomensverbetering leidt, kan een matigende invloed op de loonontwikkeling uitgaan. Van de hogere inflatie gaat een opwaartse druk op de lonen uit, ook al is dit voor een groot deel een tijdelijk effect van de wijziging in het belastingstelsel. De krappe arbeidsmarkt zorgt voor de belangrijkste opwaartse druk op de lonen.
De werkgelegenheid is in 2000 gestegen met 2,5%. In 2001 zal dit naar verwachting afnemen tot 1,75%. Naast de afzwakking van de economische groei vormen ook problemen bij de werving van personeel een belangrijke oorzaak voor de afname van de werkgelegenheidsgroei. Desondanks kan de werkloosheid in 2001 nog iets verder dalen, van 3,5% in 2000 tot 3,25%.
Wereldeconomie
De volume-groei van de wereldhandel daalt in de CPB-raming van 13% in 2000 naar 9,25% volgend jaar. Oorzaak is de conjuncturele vertraging in Noord-Amerika en in Europa. De economische groei in de industrielanden vertraagt, vooral door de krappere monetaire politiek in veel landen en door de opgelopen olieprijzen. De zachte landing van de economie van de Verenigde Staten lijkt zich conform de CPB-raming van september jl. te ontwikkelen.
De hogere olieprijzen en de aanhoudend zwakke positie van de euro zorgen er voor dat de inflatie in de Europese Unie toeneemt. Mede hierdoor zal de economische groei in de EU naar verwachting dalen van 3,25% in 2000 tot 2,75% in 2001. Het CPB verwacht daarmee een sterkere afkoeling dan internationale organisaties recent lieten zien.
Deze meest recente ramingen van het CPB voor de ontwikkeling van de wereldeconomie en de Nederlandse economie staan in het vandaag verschenen nummer van CPB Report.
Verder in CPB Report 2000/4
In dit Engelstalige kwartaaltijdschrift presenteert het CPB naast ramingen voor het huidige en het volgende jaar ook eigen economisch onderzoek over uiteenlopende onderwerpen. Zo besteedt CPB Report 2000/4 onder meer aandacht aan: tekorten aan wetenschappers; mobiliteit van kapitaal in de Europese Unie; de economische gevolgen van EU-uitbreiding; de privatisering van Schiphol; en de relatie tussen mobiliteit op de arbeidsmarkt en mobiliteit op de woningmarkt.
Tekorten aan wetenschappers
Het tamelijk honkvaste wetenschappelijk personeel van universiteiten in vaste dienst zal de komende jaren snel vergrijzen. Dit betreft vooral wetenschappelijk medewerkers en hoogleraren. Tegelijkertijd vermindert de belangstelling van studenten voor een tijdelijke wetenschappelijke carrière als assistent-in-opleiding (AIO) of onderzoeker-in-opleiding (OIO). Een groot deel van degenen die nog wel kiezen voor een dergelijke opleiding verlaat de wetenschappelijke wereld weer na een paar jaar. Onderzoekers van het CPB voorzien dan ook voor het jaar 2008 een tekort aan wetenschappelijk onderzoekers van ruim 2.800 arbeidsjaren ofwel 12,1% van het totale wetenschappelijk personeel in 1998. Dit tekort kan worden voorkomen door meer studenten te interesseren voor een tijdelijke wetenschappelijke positie, en door meer jonge onderzoekers te behouden voor de wetenschap door hen een vast contract aan te bieden. De hoge academische kwaliteit van deze jonge doctoren biedt goede kansen voor het vernieuwen van de wetenschappelijke staf van universiteiten.
Privatisering van Schiphol
De overheid bekleedt thans conflicterende rollen met betrekking tot luchthaven Schiphol: eigenaar, belanghebbende bij een goede luchthaven, beleidsmaker en toezichthouder. Privatisering van luchthaven Schiphol zal overheidsregulering rond de luchthaven transparanter maken. Bij een geprivatiseerde luchthaven heeft deze regulering onder meer betrekking op geluidhinder, veiligheid en ruimtelijke ordening.
Om te beginnen kan de marktmacht van een luchthaven kan reden zijn voor regulering van de luchthaven- en andere heffingen. De meeste reizigers hebben immers geen goed alternatief.
Waar het commerciële belang van de geprivatiseerde luchthaven strijdt met het algemeen belang, kan privatisering echter ook minder voordelig uitpakken. Dit kan ondervangen worden met aanvullende regulering.
Als privaat bedrijf zal de luchthaven investeringsbeslissingen vooral nemen op grond van de te verwachten winstgevendheid. Zonder aanvullende maatregelen zou dit kunnen betekenen dat een geprivatiseerd Schiphol zich te weinig inspant om de geluidhinder te reduceren en om optimale cluster- en agglomeratievoordelen te realiseren. In economische termen: een geprivatiseerd Schiphol heeft zelf geen incentive om rekening te houden met de negatieve en positieve externe effecten van de luchthaven.
Ook is het mogelijk dat het luchthavenmanagement korte termijn-belangen gaat nastreven ten koste van de lange termijn. In andere sectoren zou dit leiden tot een overname of zelfs faillissement. Voor een luchthaven is dat zeer onwenselijk, en is het dus vooral zaak deze kortzichtigheid te voorkomen.