Kenniseconomie vraagt om nieuwe prikkels in onderwijs, wetenschap en technologie
Vandaag verschijnen deze essays van de beide planbureaus in een gezamenlijke publicatie: 'Trends, dilemma's en beleid: essays over ontwikkelingen op langere termijn'. Eén van de essays heeft tot onderwerp 'Diversiteit in de mondiale kenniseconomie'.
Enige beleidsopties die het CPB hierin schetst:
- Pijler 1 onder de kenniseconomie: onderwijs
Achterstandpreventie: versterk prestatieprikkels bij scholen, docenten en leerlingen
Preventie van achterblijvers in de kenniseconomie lukt onvoldoende. Het aantal drop-outs blijft hoog, het onderwijsklimaat in achterstandsscholen verslechtert, en achterstandsscholen kampen met relatief ernstige personeelsproblemen. Huidig beleid richt zich vooral op het beschikbaar stellen van extra middelen. Een mogelijke beleidsoptie is invoering van prestatieprikkels voor leraren, bestuurders en zelfs leerlingen. In de VS en Israël zijn gunstige ervaringen opgedaan met vormen van teambeloning en met financiële prikkels voor potentiële drop-outs.
Hoger onderwijs: vergroot de rol van private onderwijsinstellingen en van eigen bijdragen
Ook in het onderwijs kan concurrentie bijdragen aan kwaliteitsverbetering, efficiëntieverhoging en vernieuwing. De keuzemogelijkheden en de onderlinge concurrentie kunnen worden vergroot door de toetredingsbarrières voor private onderwijsinstellingen te verlagen. Diversiteit en concurrentie kunnen ook tot stand komen via eigen bijdragen van studenten in het hoger onderwijs. Internationale ervaringen (Australië) leren dat deze bovendien kunnen worden verhoogd zonder de toegankelijkheid van het hoger onderwijs aan te tasten.
- Pijler 2 onder de kenniseconomie: wetenschap
Specialisatie: vergroot bij universiteiten bewegingsvrijheid en differentiatie
Toenemende internationale mobiliteit van onderzoekers en studenten kan het egalitaire Nederlandse universitaire bestel onder druk zetten. Een kwaliteitsstrategie vergt grotere beleidsruimte voor universiteiten, bijvoorbeeld via selectie aan de poort en collegegelddifferentiatie. Ook kan de verdeling van onderzoeksgelden sterker worden gekoppeld aan wetenschappelijke prestaties. Het resultaat van een dergelijk beleid kan zijn dat een aantal universiteiten op deelgebieden met succes meedraait binnen de internationale top, terwijl andere universiteiten hun kracht zoeken in de breedte of een rol gaan spelen als regionaal centrum voor hoger onderwijs.
Internationalisatie: streef naar coördinatie van wetenschapsbeleid op EU-niveau, of binnen een kleinere groep van wetenschappelijke koplopers
Door het collectieve goed-karakter van fundamenteel onderzoek is een internationale coördinatie van de financiering van fundamenteel onderzoek gewenst. Coördinatie kan plaatsvinden op EU-niveau, maar is wellicht gemakkelijker binnen een kleinere groep van wetenschappelijke koplopers waar ook niet-EU-landen deel van kunnen uitmaken.
Kennisdiffusie: stel in de taakomschrijving van universiteiten grenzen aan de aard en omvang van contractactiviteiten
Om optimaal gebruik te maken van de publieke kennisbasis dienen bepaalde soorten toepassingsgericht onderzoek, eventueel in opdracht van bedrijven, plaats te vinden bij universiteiten. Hierbij kan het profijtbeginsel worden toegepast. De resultaten van fundamenteel onderzoek dienen echter gratis beschikbaar te blijven. Door in de taakomschrijving van universiteiten expliciete grenzen te stellen aan aard en omvang van contractactiviteiten kan worden voorkomen dat contractonderzoek de kerntaken van universiteiten verdringt.
- Pijler 3 onder de kenniseconomie: technologie
Effectiviteit technologiebeleid: focus de WBSO (*) nog meer op kleine bedrijven en breidt het makel/schakel-instrument eventueel uit
Het technologiebeleid weerspiegelt de les geleerd uit het verleden: de overheid weet niet beter dan de markt welke bedrijfstakken de toekomst hebben. Modern technologiebeleid heeft daarom een sterk generiek karakter. Het belangrijkste instrumentarium binnen het technologiebeleid is de WBSO, een fiscale aftrek voor loonkosten van R&D-personeel. Evaluatieonderzoek wijst uit dat meer dan driekwart van de WBSO-projecten ook zonder WBSO doorgang zouden hebben gevonden. Een sterkere focus op kleine bedrijven en een aanscherping van de toekenningscriteria zouden de effectiviteit van technologiesubsidies kunnen verhogen.
Een relatief nieuw instrument binnen het Nederlandse technologiebeleid is het zogenaamde makel/schakel-beleid. Dit behelst het samenbrengen van bedrijven om zo samenwerking en kennisuitwisseling te stimuleren. Daarmee grijpt het makel/schakel-beleid direct aan bij de te geringe aandacht bij individuele bedrijven voor mogelijke leereffecten bij andere bedrijven.
Doorbraaktechnologieën: flexibel stimuleringsbeleid met tijdelijke instrumenten en met ruimte voor koerswijzigingen
Onderinvesteringen kunnen bij Doorbraaktechnologieën zoals ICT, biotechnologie en nanotechnologie, ernstiger zijn dan bij andere technologieën. Anderzijds lijkt de markt vaak met groot enthousiasme te investeren in deze technologieën. Er is geen eenduidige conclusie uit de voor- en nadelen van gerichte stimulering van Doorbraaktechnologieën. Dat pleit voor een flexibel stimuleringsbeleid met ruimte voor koerswijziging.
Kennisbeschermingsbeleid: voorkom nodeloos restrictieve kennisbeschermingsovereenkomsten
Nieuwe technologieën vragen om aanpassing van het octrooibeleid. Te strenge kennisbescherming is ongewenst vanwege de hogere kosten voor kennisgebruikers en in een aantal gevallen vanwege de negatieve gevolgen voor vervolgonderzoek. Daarom past terughoudendheid bij het verlenen van octrooien op relatief eenvoudige ideeën, bijvoorbeeld op het gebied van elektronische handel, of op nieuwe gegevens en technieken die van belang zijn voor vervolgonderzoek (menselijk genoom).
(*) WBSO: wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. Recent is de regeling omgevormd tot de WVA/S&O, maar de oude naam is nog steeds gangbaar.