Macro Economische Verkenning (MEV) 2000
Macro Economische Verkenning 2000
Groeivertraging minder scherp
Het Centraal Planbureau (CPB) raamt de groei van het Nederlandse BBP voor dit jaar op 2,75% en voor 2000 op 2,5%. Na een groei van 3,8% in 1997 en 3,7% in 1998 betekent dit een duidelijke groeivertraging, maar minder scherp dan eerder moest worden gevreesd. Bij het Centraal Economisch Plan 1999 raamde het CPB nog een groei van 2% voor zowel dit jaar als volgend jaar. Dat de groei meevalt, heeft een aantal oorzaken.
Om te beginnen is met name in de industrielanden de groei in 1999 hoger dan na de Azië-crisis verwacht, wat resulteert in meer wereldhandel, meer uitvoer en daardoor een verhoging van de verwachte Nederlandse BBP-groei met 0,25%.
Voorts is de Nederlandse prijsconcurrentiepositie verbeterd door de hogere gemiddelde dollarkoers. Ook dit leidt tot meer uitvoer, en daarmee tot een bijstelling van de raming van de economische groei in 1999 met 0,3%.
Een derde reden voor de bijstelling van de groeiraming is de onverwacht sterke toename van de duurzame consumptie. Dit heeft echter maar een klein effect op de geraamde BBP-groei, mede omdat een groot deel van de duurzame consumptie wordt geïmporteerd.
Tot slot heeft de revisie van de Nationale Rekeningen een opwaarts effect van 0,1% op de BBP-groei in 1999.
Wereldeconomie trekt aan
De wereldeconomie is het dieptepunt gepasseerd. Azië is eind vorig jaar al in herstel gegaan. Andere door de financiële crisis getroffen regio's zullen naar verwachting nog dit jaar volgen. Daar staat tegenover dat voor de Verenigde Staten wordt gerekend met een groeivertraging, terwijl de projectie voor Japan geen groeiherstel betekent.
Al met al is de versnelling in de mondiale groei nog tamelijk bescheiden. In 1997 groeide de wereldhandel met 10,6%, waarna een vertraging optrad tot 4,3% in 1998 en naar de huidige raming 2,75% in 1999. De wereldhandel komt naar verwachting in de tweede helft van dit jaar goed op gang en zal vervolgens komend jaar met zo'n 6% kunnen toenemen. De internationale prijzen lopen daarbij iets op.
De olieprijzen hebben vooral sinds maart jongstleden een spectaculair herstel laten zien van nog geen $10 per vat eind 1998 tot bijna $21 begin augustus. Het is aannemelijk dat de prijsstijging extra aanbod uitlokt, waardoor de olieprijs weer kan dalen. De geraamde olieprijs voor volgend jaar is gemiddeld $18 per vat.
Ondanks de forse stijging van de olieprijzen en de tijdelijk dure dollar is de inflatie in de Europese Unie rond 1% blijven bedragen, met name als gevolg van scherp dalende voedselprijzen. De vooruitzichten voor prijsstabiliteit blijven gunstig, ook bij de te verwachten versnelling van de bedrijvigheid.
De economische groei in de Europese Unie was begin dit jaar zeer zwak, maar daarna is een duidelijke verbetering opgetreden. De EU zal naar verwachting in 2000 uitkomen op een groei van 2,5%, een tempo dat al in de loop van dit jaar kan worden bereikt.
Arbeid en inkomen
De werkgelegenheid is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Deze groei vertoont dit jaar en vooral volgende jaar enige afzwakking. De werkgelegenheid in arbeidsjaren neemt naar verwachting toe met 2,25% in 1999 en 1,25% in 2000; in werkzame personen met 2,5% respectievelijk 1,5%. Omdat ook de groei van het arbeidsaanbod vertraagt, verwacht het CPB dat de werkloosheid verder zal dalen van 4,8% van de beroepsbevolking in 1998 via 4% in 1999 naar 3,75% in 2000. Dit betekent dat de spanning op de arbeidsmarkt nog niet afneemt. Op deelmarkten blijft sprake van knelpunten in de personeelsvoorziening.
De stijging van de contractlonen komt dit jaar uit op 2,5%, ofwel 0,5% boven de stijging van de consumentenprijzen. De contractloonstijging voor 2000 wordt geraamd op 3%. Deze versnelling wordt vooral veroorzaakt door de overloop van loonstijgingen uit 1999. In veel cao's zijn de ingangsdata van loonsverhogingen relatief laat in het jaar gelegd, zodat de contractloonstijging in 1999 beperkt blijft. De lastenverlichting die het kabinet voor volgend jaar in petto heeft, draagt naar verwachting bij aan een matiging van loonsverhogingen in nieuwe contracten.
Collectieve sector
Dit voorjaar dreigden bij de collectieve financiën nog grote tegenvallers door de hogere instroom van asielzoekers en door besparingsverliezen in de zorgsector. Dankzij enkele uitgavenbeperkende maatregelen en meevallers bij de rentelasten en in de sociale zekerheid zullen de uitgaven naar verwachting volgend jaar ruim binnen het gestelde kader blijven. Ook aan de inkomstenkant is per saldo sprake van meevallers, vooral bij de belasting op (duurzame) consumptiegoederen. Ook de hoge huizenprijzen zijn op korte termijn gunstig voor de fiscus, in verband met de overdrachtsbelasting.
Bij de voorgenomen lastenverlichting met f1 mld in 2000 komt het EMU-tekort volgend jaar naar verwachting uit op 0,3% BBP. De schuldquote wordt daarbij voor dit jaar geraamd op 64% van het BBP en voor volgend jaar op 62,2%.
Onzekerheden in de geraamde economische groei
In de centrale projectie raamt het CPB de groei van het Nederlandse BBP op 2,75% voor 1999 en 2,5% voor 2000. Daarnaast zijn de effecten berekend van een aantal onzekerheidsvarianten.
Zo zou het groeipotentieel in de Verenigde Staten opnieuw onderschat kunnen zijn. Een 1%-punt hogere Amerikaanse groei, gecombineerd met een 5% hogere dollarkoers, kan leiden tot een 0,5% à 0,75% hogere BBP-groei in de Europese landen, waaronder Nederland. Anderzijds is er ook het risico van een scherpere groeivertraging in de Verenigde Staten, gelet op de toenemende onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie. Dit kan tot negatieve effecten van ongeveer gelijke omvang leiden.
Een volgende (binnenlandse) onzekerheid is de consumptie, die wellicht wordt onderschat. Met name wanneer aandelen en huizen sterk in prijs blijven stijgen, zou de consumptie volgend jaar een groeitempo van ruim 4% kunnen vasthouden, waar de centrale projectie uitgaat van een stijging van 3,25%. Dit kan leiden tot een 0,25 à 0,5% hogere BBP-groei. Hier staat tegenover dat een daling van aandelenkoersen en/of woningprijzen tot een vertraging van de groei van de consumptie en daarmee van de BBP-groei zal leiden. Als daarbij de rente ook nog stijgt en/of vertrouwenseffecten optreden, zullen de negatieve gevolgen nog belangrijk groter zijn.
Speciale onderwerpen
De Macro Economische Verkenning 2000 gaat voorts in op twee speciale onderwerpen, de revisie van de Nationale Rekeningen en arbeidsparticipatie in Nederland.
Revisie Nationale Rekeningen
Het CBS heeft de Nationale Rekeningen (NR) gereviseerd. Aanleiding is het dit jaar in de hele EU verplicht ingevoerde nieuwe Europees Systeem van Rekeningen.
De economische werkelijkheid is door de revisie niet veranderd. Wel komen de economische grootheden beter omschreven en beter gemeten in beeld. Zo komt het BBP in het revisiejaar 1995 na revisie 4,1% hoger uit dan ervoor. De helft van deze toename doet zich voor bij de overheid, onder meer door de introductie van afschrijvingen op de infrastructuur. De toegevoegde waarde van bedrijven stijgt met name doordat de uitgaven voor software voortaan als investeringen worden geboekt.
Het EMU-tekort komt hoger uit doordat de VUT-fondsen niet langer gerekend worden tot de collectieve sector. De EMU-schuld, uitgedrukt als percentage van het BBP, neemt af als gevolg van het noemereffect van het hogere BBP.
Arbeidsparticipatie in Nederland
In vergelijking met andere Europese landen loopt Nederland achter in de arbeidsdeelname van vrouwen en oudere mannen. In zo'n 20 jaar tijd is de participatie van mannen van 55 tot 65 jaar gedaald van driekwart tot minder dan de helft. In 1997 was 20% VUT-ter, terwijl 32% een WAO-uitkering had. De arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland behoort al decennia lang tot de laagste van Europa. Sinds de jaren '70 stijgt de participatiegraad wel sterk (van 20% in 1970 tot 63% nu, zij het dat in vergelijking met andere landen vrouwen vaker in deeltijd werken.
Indien vrouwen en oudere mannen een inhaalslag naar een hogere arbeidsdeelname maken, kan dit de effecten van vergrijzing op het arbeidsaanbod compenseren. Om dit te bereiken, kan het beleid zich richten op een aantal instituties die een optimale benutting van het arbeidspotentieel in de weg zouden kunnen staan, zoals het sociale zekerheidsstelsel, kinderopvang- en verloffaciliteiten en het belastingsysteem. CPB-onderzoek suggereert dat de effecten van beleid op deze terreinen in macro-perspectief van relatief beperkte omvang zijn. De ontwikkeling van het arbeidsaanbod, vooral van vrouwen, heeft een exogeen, vooral sociaal-cultureel bepaald karakter. Bij oudere mannen kan beleid meer bijdragen aan een hogere participatie.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
De Macro Economische Verkenning (MEV) wordt jaarlijks in september gepubliceerd.