19 september 2000

Macro Economische Verkenning (MEV) 2001

Macro Economische Verkenning 2001

Persbericht
Het CPB raamt de economische groei voor dit jaar op 4,5% en voor volgend jaar op 4%. De consumptie en de export zijn beide een belangrijke motor voor de voortzettende gunstige conjuncturele ontwikkeling.

De sterk aantrekkende wereldhandel, waarvan sinds medio 1999 sprake is, heeft de Nederlandse export vleugels gegeven. Voor 2000 wordt gerekend op een toename van de uitvoer van goederen (exclusief energie) met niet minder dan 9,5%. In 2001 zwakt de toename van de uitvoer slechts in lichte mate af, tot 9% .

Verwacht wordt dat de consumptie dit jaar stijgt met 4,25%, hoewel de vermogenseffecten op de consumptiegroei afzwakken. De consumptieve bestedingen nemen in 2001 naar huidig inzicht met 4,5% toe. Dit is te danken aan de forse stijging van de koopkracht als gevolg van de lastenverlichting in het kader van de belastingherziening die volgend jaar zijn beslag krijgt. De financiële positie van een toenemend aantal gezinnen is kwetsbaar voor grote dalingen van aandelenkoersen en/of huizenprijzen.

Inflatie

De stijging van de consumentenprijsindex (CPI) komt dit jaar volgens raming uit op 2,5%. Door de snelle toename van de invoerkosten is de inflatie daarmee iets hoger dan vorig jaar, ondanks het drukkende effect van de afschaffing van de omroepbijdrage. Voor 2001 rekent het CPB met een stijging van de CPI van 3,5%. De verwachte toename van de inflatie volgend jaar is een eenmalig effect en hangt samen met de verhoging van de indirecte belastingen in het kader van de belastinghervorming. Deze verhoging wordt ruimschoots gecompenseerd door een verlaging van de directe belastingen. Voor de inflatie is ook de sterke groei van de investeringen van belang: zonder deze investeringen zouden grotere capaciteitsknelpunten en daarmee hogere prijsstijgingen optreden.

Als de olieprijs en de dollarkoers hoog blijven, dan zal de inflatie hoger zijn. Zie hieronder: Onzekerheidsvarianten.

Inkomen en koopkracht

De koopkracht van een modale werknemer stijgt in 2000 met 1%. In 2001 is de gemiddelde koopkrachttoename groter door de belastingherziening. De koopkrachtveranderingen lopen dan echter sterk uiteen, afhankelijk van de individuele omstandigheden.

In de CPB-ramingen komt de contractloonstijging zowel dit jaar als volgend jaar uit op 3,5%. Dat is ongeveer 1%-punt meer dan vorig jaar. De versnelling van de loonstijging in 2000 hangt samen met de verdere afname van de werkloosheid. In 2001 staat tegenover de matigende invloed van de belastingherziening de opwaartse druk van de krappe arbeidsmarkt.

Winstgevendheid van bedrijven

De winstgevendheid van bedrijven verslechtert dit jaar. De arbeidsinkomensquote (AIQ) loopt waarschijnlijk met 1%-punt op tot 83,25%. De arbeidskosten in de marktsector stijgen naar raming sterker dan de arbeidsproductiviteit. Bovendien berekenen de producenten in de marktsector de sterk gestegen kosten van ingevoerde goederen en diensten, inclusief energie, niet volledig door in de afzetprijzen. Daarbij speelt vooral in de industrie de scherpe concurrentie een rol.

Onzekerheidsvarianten: olieprijs en dollarkoers

Naast de centrale projectie heeft het CPB ook onzekerheidsvarianten doorgerekend voor een hogere olieprijs en een hogere dollarkoers.

In de centrale projectie is de olieprijs $26,50 per vat in 2000 en $24 in 2001. In de onzekerheidsvariant is de gemiddelde olieprijs vanaf medio augustus 2000 $30 per vat. De hogere olieprijs werkt wereldwijd via hogere kostprijzen door in de afzetprijzen. Hogere olie- en invoerprijzen zorgen, via een hogere aardgasprijs en hogere kosten, in 2001 voor een bijna een half %-punt sterkere inflatie. In de variantberekening zorgt het ruilvoetverlies ervoor dat de contractlonen niet mee stijgen met de hogere inflatie. Daardoor komt de consumptie onder druk. Gelet op de arbeidsmarktsituatie zou het neerwaartse effect op de reële lonen echter ook uit kunnen blijven. Dat zou het nu in de onzekerheidsvariant berekende effect voor de AIQ, een verhoging van het niveau met 0,6 in 2001, nog verder versterken. Ofwel: de winstgevendheid van bedrijven komt dan nog verder onder druk te staan.

Het CPB gaat in de centrale projectie uit van een dollarkoers van f 2,30 in 2000 en f 2,20 in 2001. In de onzekerheidsvariant zijn de effecten berekend van een dollarkoers van f 2,40 vanaf medio augustus 2000. Een sterkere dollar resulteert in een verbetering van de prijsconcurrentiepositie van het eurogebied. De uitvoer komt dan 1,4%-punt hoger uit. Omdat in de centrale projectie de uitvoergroei al wordt gehinderd door een tekort aan arbeid, is deze uitkomst nogal onzeker en dreigt een verdere opwaartse druk op lonen en prijzen (beide + 0,5%-punt).

Arbeid

De werkgelegenheidsgroei in arbeidsjaren zwakt naar verwachting enigszins af tot 2,5% en 2,25% in respectievelijk 2000 en 2001. Hierbij speelt de krapte op de arbeidsmarkt een rol. Omdat vacatures moeilijk te vervullen zijn, trachten ondernemers de arbeidsproductiviteit van de huidige werknemers verder te verhogen via diepte-investeringen. Toch neemt de werkloosheid waarschijnlijk verder af tot 3% van de beroepsbevolking in 2001.

De totale inactiviteit is overigens belangrijk groter dan het werkloosheidscijfer suggereert. In de leeftijdscategorie 15-64 jaar hebben ongeveer 2 miljoen mensen geen baan, waarbij scholieren en studenten in voltijdonderwijs buiten beschouwing worden gelaten. De potentiële restcapaciteit van deeltijdwerkers bedraagt 1,5 miljoen voltijdeenheden. In totaal is de potentiële restcapaciteit 3,5 miljoen voltijdeenheden, waarvan driekwart betrekking heeft op vrouwen. Het aantal uitkeringsjaren aan inactieven beneden 65 jaar wordt geschat op 1,7 miljoen. Dit betekent dat ongeveer de helft van de inactiviteit collectief wordt gefinancierd: van mannen nagenoeg geheel, van vrouwen voor ongeveer eenderde.

Collectieve sector

De hoge economische groei betekent ook verder oplopende inkomstenmeevallers. Naast de belastingherziening bevatten de beleidsvoornemens voor 2001 per saldo nog enige extra lastenverlichting. Voor volgend jaar wordt een vorderingenoverschot verwacht van 0,8% van het BBP.

Het kabinet heeft besloten tot een fors pakket intensiveringen dat grotendeels al dit jaar tot besteding komt. Dankzij oude en nieuwe uitgavenmeevallers, met name bij rentelasten en volume sociale zekerheid, blijven de verwachte uitgaven zowel in 2000 als in 2001 toch binnen het kader van het regeerakkoord.

Wereldeconomie: ongemeen krachtige groei zet door

De opleving van de wereldeconomie zet dit jaar ongemeen krachtig door en zal in 2001 waarschijnlijk nog maar weinig vertragen. Zowel in de Verenigde Staten, het eurogebied, Japan als in de niet-industrielanden ligt de geraamde economische groei boven die in 1999. In 2000 drijven de olieprijzen de inflatie tijdelijk op. De onderliggende inflatie blijft ondanks de sterke groei van de wereldeconomie gematigd.

De gunstige conjunctuur zorgt er samen met de gematigde arbeidskostenontwikkeling voor dat in de Europese Unie de werkloosheid flink kan dalen. De belangrijkste onzekerheden in het gunstige beeld van de wereldeconomie zijn de olieprijs en de ontwikkeling van de Amerikaanse economie en de dollarkoers.

Speciale onderwerpen

De Macro Economische Verkenning 2000 gaat voorts in op twee speciale onderwerpen, de werkgelegenheid in de jaren negentig en de economische gevolgen van de EU-uitbreiding.

Werkgelegenheid in de jaren negentig

Het arbeidsaanbod is in de jaren negentig sterk gestegen, met gemiddeld 111.500 personen per jaar. Voornaamste oorzaak is een grote toename in de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Deze groeide, in personen gemeten, van 40% in 1987 (ver onder het Europese gemiddelde) tot 54% in 1999 (boven het EU-gemiddelde). Doordat de werkgelegenheid in die jaren nog meer toenam, met zo'n 127.500 personen ofwel 100.000 fulltime banen per jaar, is de werkloosheid gedaald van 6,6% in 1990 tot 3,5% in 2000. De sterke werkgelegenheidsgroei is vooral te danken aan de gematigde loonkostenontwikkeling, vanuit het beleid ondersteund via lastenverlichting.

In de jaren 1973-1982, een periode van economische neergang, sloeg de jaarlijkse groei van het arbeidsaanbod van gemiddeld 32.300 personen volledig neer in een toename van de werkloosheid. In de jaren 1983-1989, een periode van sanering, nam het arbeidsaanbod jaarlijks met gemiddeld 63.200 personen toe. Dit was nog net iets meer dan de toename van de werkgelegenheid, zodat de werkloosheid in die jaren nog met gemiddeld 2.100 personen is gestegen.

Voor de positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid in de jaren negentig waren in de saneringsjaren weliswaar reeds de fundamenten gelegd. Pas in de tweede helft van de jaren negentig werkten alle achterliggende factoren mee om de werkgelegenheid sterk te laten groeien. Zo heeft de bovengemiddelde groei van de wereldhandel sinds 1993 voor zo'n 200.000 arbeidsjaren aan werkgelegenheidsgroei gezorgd. Ook de bovengemiddelde toename van de gezinsvermogens droeg met 42.000 arbeidsjaren bij aan de banengroei. Tenslotte heeft de gematigde loonkostenontwikkeling een daling van de AIQ veroorzaakt. Als de AIQ niet was gedaald, had dit in de periode 1993-1999 ook zo'n 200.000 arbeidsjaren gescheeld.

Economische gevolgen van de EU-uitbreiding

De economische effecten van de EU-uitbreiding met tien Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) zijn voor Nederland waarschijnlijk klein maar positief. Zo kan de Nederlandse export met zo'n 1 à 2% toenemen terwijl de investeringsmogelijkheden voor Nederlandse bedrijven verbeteren. Zeker voor Nederland zijn de verwachte migratie-effecten klein; het gros van de migranten uit de MOE-landen zal zich in Duitsland vestigen. De belangrijkste knelpunten dreigen bij de kosten van het gemeenschappelijke EU-beleid, bij het functioneren van de interne markt en bij het integratieproces in een EU van 25 of meer lidstaten. De uitbreiding maakt daarom hervormingen noodzakelijk in zowel de EU als de toetredende landen. Dit vraagt om een uitbreidingsstrategie waarbij meer duidelijkheid wordt geschapen over de toetredingscriteria en een datum waarop de eerste landen kunnen toetreden.

De Macro Economische Verkenning 2001 (ISBN 90-1209-080-6) is te verkrijgen bij:

Sdu Servicecentrum uitgeverijen

Postbus 20014

2500 EA Den Haag

telefoon: (070) 378 98 80

telefax: (070) 378 97 83

Prijs: NLG 49,50

Tevens is de volledige publicatie (gratis) beschikbaar als PDF-file.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

De Macro Economische Verkenning (MEV) wordt jaarlijks in september gepubliceerd.

Lees meer over