17 december 2007

Non-profit provision of job training and mediation services; an empirical analysis using contract data of job training service providers

Weinig verschil in plaatsingsresultaten re-integratiebedrijven met en zonder winstoogmerk

Persbericht
Re-integratiebedrijven zonder winstoogmerk weten niet meer mensen aan het werk te krijgen dan re-integratiebedrijven mét winstoogmerk.

Wel onderscheiden de niet-commerciële bedrijven zich van commerciële bedrijven door kleinschaliger te werken en zich vooral op arbeidsongeschikten te richten, waar de bedrijven mét winstoogmerkt een bredere focus hebben, gericht op de re-integratie van zowel arbeidsongeschikten als werklozen.

Dit concludeert onderzoeker Pierre Koning in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper 'Non-profit provision of job training and mediation services: An empirical analysis using contract data of job training service providers'. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens van circa 1.400 groepen ('tranches') van werklozen en arbeidsongeschikten die door UWV zijn aanbesteed van 2002 tot en met 2005. Deze gegevens omvatten niet alleen kenmerken van de tranches zelf, maar ook plaatsingsresultaten, de uitval van aan de re-integratiebedrijven toegewezen cliënten nog voor de start van trajecten en de rechtsvorm van de re-integratiebedrijven (107 in totaal) waaraan opdrachten zijn gegund.

Maatschappelijk verantwoord re-integreren
Bij de aanbesteding van trajecten door UWV zoals die voor scholing, bemiddeling en specifieke hulp voor arbeidsongeschikten, loeren twee gevaren: afroming en 'moreel gevaar'. Afroming komt er op neer dat re-integratiebedrijven cliënten proberen te selecteren die ook zonder traject snel een baan kunnen vinden. Re-integratiebedrijven hoeven voor deze groep namelijk weinig kosten te maken om een plaatsingsbonus te ontvangen. Moreel gevaar houdt in dat re-integratiebedrijven zich concentreren op prestaties die beloond worden, namelijk plaatsing op korte termijn. Dit kan dus ten koste gaan van de duurzaamheid van gevonden banen.

Maatschappelijk verantwoord re-integreren betekent dat niet (of minder) geselecteerd wordt bij de start van trajecten en dat bedrijven aandacht besteden aan duurzame plaatsing. Re-integratiebedrijven zonder winstoogmerk zouden dit verschil kunnen maken door marges op eenvoudig plaatsbare cliënten te benutten voor moeilijk plaatsbare cliënten, in plaats van deze als winst uit te keren aan aandeelhouders.

Verschillen in uitval
Aangezien UWV de plaatsingsresultaten van gegunde contracten al enige jaren vastlegt, is het mogelijk om tot een vergelijking te komen tussen bedrijven met en zonder winstoogmerk. UWV registreert niet alleen de uitval (het percentage cliënten uit een tranche dat uiteindelijk toch niet begint aan een traject) maar ook de duurzaamheid van gevonden banen. De uitval bedraagt gemiddeld 19% van het aantal potentiële cliënten in een tranche. Re-integratiebedrijven veroorzaken zelf een deel van de uitval (circa 2%-punt), namelijk wanneer bedrijven bepaalde aan hen toegewezen cliënten niet geschikt achten voor de trajecten die zij aanbieden en hen terugsturen. Het grootste deel van de uitval (17%-punt) treedt op als cliënten niet komen opdagen, of als cliënten en re-integratiebedrijven er niet in slagen een door UWV goedgekeurd re-integratieplan op te stellen met daarin de overeengekomen activiteiten. De verantwoordelijkheid voor uitval wordt in die gevallen niet toegerekend aan het re-integratiebedrijf.

Corrigeren we voor de kenmerken van de tranches, dan blijkt dat bedrijven zonder winstoogmerk 0,6%-punt minder van de hun toegewezen cliënten terugsturen naar UWV dan winstgerichte bedrijven (gemiddeld wordt circa 2% van de toegewezen cliënten teruggestuurd). Dit toont aan dat bedrijven zonder winstoogmerk inderdaad minder aan afroming doen. Daartegenover staat echter een veel hogere overige uitval bij niet-winstgerichte re-integratiebedrijven, namelijk 3,8%-punt meer (gemiddeld is deze uitval 17% van de toegewezen cliënten). Hierdoor is de totale uitval van toegewezen cliënten bij de bedrijven met winstoogmerk per saldo circa 3%-punt lager dan die zonder winstoogmerk. Een mogelijke verklaring voor de lagere uitval van cliënten bij de winstgerichte re-integratiebedrijven ligt bij de vergoeding die UWV aan een re-integratiebedrijf betaalt voor elke cliënt die een traject start. Door deze startvergoeding hebben de bedrijven namelijk een prikkel om toegewezen cliënten aan te moedigen hun traject te starten. De re-integratiebedrijven met winstoogmerk zijn mogelijk gevoeliger voor deze prikkel.

Weinig verschil in plaatsing
Naast plaatsing in banen registreert UWV ook de duur van de afgesloten contracten. Hierbij geldt een onderscheid tussen arbeidscontracten van minimaal zes maanden en die van minimaal een jaar. Bij vergelijking van plaatsingsresultaten op contracten van zes maanden en langer blijkt er geen verschil te zijn tussen beide typen bedrijven (bij een totale gemiddelde plaatsingsscore van 24%). Voor die van minimaal twaalf maanden zien we wel een licht significant verschil, namelijk een 1,6%-punt hogere score voor de bedrijven zonder winstoogmerk (van een totale gemiddelde plaatsingsscore van 6%). Blijkbaar weten niet-commerciële bedrijven relatief vaker een duurzame (of althans langdurigere) plaatsing te bereiken.

Betekenis voor beleid
Het vertalen van deze resultaten naar beleidsimplicaties voor de aanbesteding is niet eenvoudig. Zou UWV een lagere uitval willen hebben van cliënten nog voor de aanvang van trajecten, dan zijn winstgerichte re-integratiebedrijven te verkiezen omdat de (totale) uitval van cliënten bij hen geringer is.
De vraag is echter of het ook efficiënt is om voor alle cliënten onverkort trajecten in te zetten. Kijken we naar duurzame plaatsing, dan hebben non-profits iets betere resultaten, maar ook dit pleit niet automatisch voor een stevigere inzet van niet-winstgerichte re-integratiebedrijven. Een (relatief) hogere beloning voor duurzame plaatsing valt eerder te overwegen dan de rechtsvorm expliciet mee te laten tellen bij de toewijzing van tranches.

Dit paper vergelijkt de prestaties van winstgerichte met niet-winstgerichte re-integratiebedrijven (rib's) voor door UWV aanbestede trajecten. We houden rekening met de effecten van afroming - waarvoor winstgerichte rib's mogelijk gevoeliger zijn - zowel bij de aanbesteding van, als tijdens de start van trajecten.

Bij de aanbesteding van trajecten door UWV is geen ruimte voor afroming, aangezien offrerende rib's alleen op de hoogte zijn van de globale kenmerken van 'kavels' van WW- en WAO cliënten. Bij de start van trajecten kunnen rib's wel afromen door kansarme cliënten alsnog buiten hun kavels te laten of juist kansrijkere cliënten die twijfelen, over te halen toch een traject te starten. Onze schattingsresultaten geven aan dat winstgerichte rib's inderdaad meer afromen bij de start van trajecten, zowel door cliënten terug te sturen als door (kansrijkere) cliënten binnen te houden. De plaatsingsresultaten laten verder zien dat winstgerichte rib's alleen iets beter scoren in het verwerven van duurzame banen van cliënten.

Auteurs

Pierre Koning

Lees meer over