5 maart 2021

Zakelijk geld lenen is voor huiseigenaar eenvoudiger en goedkoper

Zoals voor andere, grotere leningen vraagt de bank zekerheden voor een bedrijfslening. Naast de bedrijfsactiva is voor veel kleine ondernemers het eigen huis de belangrijkste zekerheid die zij een bank kunnen bieden. De interactie tussen de woningmarkt en de kredietverstrekking aan bedrijven kan echter de gevolgen van een economische crisis verergeren. Doordat de waarde van het onderpand van kleine ondernemers afneemt, daalt ook de kans om krediet te krijgen. Hierdoor wordt het voor bedrijven moeilijker hun activiteiten te financieren of te investeren.
Huizen 740x420

In de periode 2008-2013 daalden huizenprijzen in Nederland met bijna 25 procent als gevolg van de economische crisis. Zo’n daling  in huizenprijzen kan het effect van een economische crisis versterken via het kredietkanaal van kleine ondernemers. In de literatuur staat dit beschreven als het “onderpandskanaal”. Drie vragen vloeien hieruit  voort:

  1. Had de huizenprijsdaling in 2008-13 een effect op de kans dat een kleine ondernemer bancair krediet op de balans had staan?
  2. Wat is de relatie tussen de status op de woningmarkt en de prijs van bancair zakelijk krediet?
  3. Is er als gevolg een relatie tussen de huizenmarktstatus en het stoppen van de onderneming?

Uit onze analyse blijkt dat het onderpandskanaal een rol speelt voor kleine Nederlandse bedrijven. We zien dat ondernemers sinds het begin van de crisis minder vaak krediet op de balans hebben staan. De kans om bancair krediet te hebben daalt, relatief gezien, 4%-punten minder sterk voor woningbezitters met een lage hypotheekschuld ten opzichte van de waarde van hun huis (loan-to-value ratio, LTV) dan voor huurders. 

We vinden ook aanwijzingen voor een effect van onderpand op de prijs van zakelijk krediet. Hier blijkt dat voornamelijk ondernemers met een lagere hypotheekschuld ten opzichte van de waarde van hun eigen huis (LTV) minder voor hun zakelijk krediet betalen. Voor ondernemers met hogere LTV’s zien we geen significante verschillen ten opzichte van huurders tijdens de grote recessie.

Het verband tussen de huizenmarktstatus van een ondernemer en het stoppen van het bedrijf is over het algemeen zwak. Maar ook hier gaat een lagere hypotheekschuld gepaard met een lagere kans om met het bedrijf te stoppen, ook tijdens de economische crisis.

We komen tot deze resultaten door gebruik te maken van administratieve gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) van alle eenmanszaken in Nederland in de periode van 2007 tot en met 2013. Onze data bevatten balansgegevens van de ondernemingen zoals het uitstaande bancaire krediet en de kosten van het krediet. Daarnaast hebben we deze gegevens onder andere gekoppeld met de waarde van het huis waarin de ondernemer woont, de hypothecaire schuld, het inkomen en de gezinssamenstelling. Om een verband te kunnen aantonen tussen de waarde van het onderpand en het krediet van ondernemers maken we gebruik van paneldatatechnieken met meerdimensionale fixed effects. In een eerste stap vergelijken we, binnen de groep van huizenbezitters, ondernemende huizenbezitters die verschillen in hun LTV. In een tweede stap vergelijken we huurders met huizenbezitters met verschillende LTV’s. Het achterliggende idee is dat beide groepen dezelfde vraaguitval van hun producten hebben ervaren, maar alleen huizenbezitters ook een daling in hun onderpand. Door de vergelijking met huurders kunnen we dus controleren in hoeverre onze effecten gedreven zijn door minder vraag naar krediet of door een daling in de waarde van het onderpand    . 

Dit onderzoek is een update van een eerder gepubliceerd discussion paper uit 2017. We hebben nieuwe data toegevoegd en de analyses verfijnd. 

Auteurs

Wolter Hassink (UU)
Matteo Millone (DNB)
Remco Mocking (Ministry of Finance)