24 oktober 2017

Meer gelijkheid door verevening? Kapitalisatie en verevening van lokale inkomsten

De Raad voor financiële verhoudingen pleit al jaren voor een verruiming van het lokale belastinggebied (Rfv, 2015). Deze roep vindt steeds meer weerklank, ook in de politiek. Zo schreven minister Plasterk en staatssecretaris Wiebes vorig jaar een brief aan de tweede kamer, waarin ze schetsten hoe een verschuiving van rijksbelastingen naar gemeentebelastingen er uit zou kunnen zien. Verscheidene politieke partijen namen uitbreiding van het lokale belastinggebied op in hun meest recente verkiezingsprogramma.

Lees ook CPB Boek 27 'Een economische blik op verevening'.

Tegen deze achtergrond wint ook de discussie over verevening van lokale inkomsten aan belang. Het idee van de huidige systematiek is dat gemeenten bij een gelijk belastingtarief een vergelijkbaar voorzieningenniveau kunnen bieden. Het rekentarief is de afgelopen jaren echter achtergebleven bij het gemiddelde tarief dat gemeenten hanteren. Allers en Leurs (2017) lieten onlangs zien dat dit het gelijke speelveld voor gemeenten uitholt. De Rfv roept de overheid dan ook op om duidelijke keuzes te maken ten aanzien van de verevening van lokale inkomsten (Rfv, 2017). Plasterk en Wiebes kiezen in hun brief voor volledige verevening. 

In dit essay houd ik het argument dat verevening gelijkheid bevordert tegen het licht. Hierbij stel ik het begrip kapitalisatie centraal. Uit onderzoek blijkt dat extra geld voor een gemeente met een lage belastinggrondslag tot een stijging van huizenprijzen leidt. Het geld komt dus vooral ten goede aan mensen die hier ten tijde van de hervorming een woning bezitten. De economische literatuur bestempelt dit doorgaans als een onbedoeld herverdeeleffect. Wat betekent kapitalisatie voor het gelijkheidsargument? En wat betekent het voor het doelmatigheidsargument om al dan niet aan verevening te doen? 

Ik zal betogen dat kapitalisatie afbreuk doet aan het gelijkheidsargument voor verevening tussen gemeenten. Om gelijkheid te bevorderen zijn andere, op huishoudens gerichte instrumenten effectiever. Er zijn ook argumenten om te verevenen in de doelmatigheidssfeer. Het gaat dan dus niet om een eerlijke verdeling van de taart, maar om de vraag of verevening de taart groter maakt. Zo is compensatie voor een ongunstige bevolkingssamenstelling doelmatig. Anders zouden de agglomeratievoordelen van grote steden bijvoorbeeld onbenut blijven. Dit argument wordt niet ontkracht door kapitalisatie, zo blijkt. Integendeel, als verevening doet wat het in dit geval moet doen – verstoringen in de locatiekeuze van huishoudens en bedrijven opheffen – dan zouden we juist een effect op woningprijzen verwachten. 

Deze uitkomsten zal ik in verband brengen met de voorgenomen belastingschuif van rijk naar gemeenten. De plannen gaan uit van verevening van de ozb en de ingezetenenheffing, maar in dit geval blijkt vervening niet doelmatig. Er ontstaat namelijk een wig tussen betalen, bepalen en genieten, terwijl het versterken van de lokale afweging juist een belangrijke reden is om aan de belastingschuif te beginnen. Verevening maakt de doelmatigheidswinst van deze operatie dus kleiner, terwijl het gelijkheidsargument vanwege kapitalisatie minder sterk is dan gedacht. 
 

Auteurs

Wouter Vermeulen