2 maart 2023
CPB Column - Fien van Solinge

De vrouwelijke disclaimer

Photo of Fien van Solinge
Vrouwelijke top-economen geven hun mening op een minder sterke wijze en geven aan minder zeker te zijn van de juistheid van hun antwoord. Dat concludeert onderzoeker, Sarah Smith, die haar research onlangs bij het Centraal Planbureau presenteerde. En toch had ik (die als discussiant als de eerste op haar verhaal mocht reageren) de neiging om de discussie te beginnen met, “ik ben geen expert op dit gebied en doe ook nooit dit soort onderzoek…”
Fien van Solinge
wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Planbureau
Photo of Fien van Solinge

Het was uiteraard een mooi moment om daarover een grapje te maken. Ik sta niet bekend als iemand die haar mening snel onder stoelen of banken steekt. En toch heb ik soms de neiging om voor het stellen van een vraag de welbekende “misschien heb ik het net gemist…?” of “wellicht heb ik het verkeerd begrepen?” erin te gooien. Of, nog erger, na het geven van een goed onderbouwd antwoord mezelf gelijk weer onderuithalen met een “ik weet het ook niet” of het toevoegen van allerlei nuances. 

En ik ben dus niet de enige vrouw die dit doet. Sieversten & Smith (2022) kijken naar een panel van top-economen dat elke twee weken gevraagd werd of ze het eens zijn met een bepaalde stelling. Dit kunnen stellingen zijn op basis van de economische theorie of de stand van de empirische wetenschap, maar ook zogeheten “judgement”-vragen over wat je denkt dat er gebeurt als bepaald beleid wordt ingevoerd of wat er met de economie zal gebeuren. Deelnemers aan het panel geven aan in welke mate ze eens ze het zijn met de stelling (zeer eens, eens, onzeker, oneens, zeer oneens), en hoeveel vertrouwen ze hebben in hun eigen antwoord (op een schaal van 1 tot 10). Daarnaast hebben ze de mogelijkheid om hun antwoorden verder toe te lichten. Vrouwen – geven minder vaak een sterke mening (zeer eens of zeer oneens), geven aan minder zeker te zijn van hun antwoord en geven ook minder vaak een toelichting. Hierbij is ook gecorrigeerd voor belangrijke achtergrondkarakteristieken als jaren die zijn verstreken sinds behalen van een PhD, huidige baan en aantal citaties.

Scheve representatie

Maar waarom dan? Dat er minder vrouwen in de economische wetenschap op hoge posities zitten wisten we al. Er zijn relatief weinig vrouwelijke hoogleraren (CSWEP, 2021), 10% tot 20% van de chief economists in de financiële sector – inclusief centrale banken en ministeries – zijn vrouwen (Auriol, 2019), en maar een op de vier stoelen in economische adviesraden voor overheden worden ingenomen door vrouwen (Hanspach, 2021). Maar ergens zou je verwachten dat de vrouwelijke topeconomen in het onderzoekspanel, aangezien ze het zo ver hebben weten te schoppen, misschien zelfs meer uitgesproken zouden zijn in hun mening dan de gemiddelde man. Dat dit toch niet het geval is, verbaast me. Het onderzoek van Sievertsen & Smith (2022) geeft me nog wel meer inzichten. Terwijl mannen met sterke, zekere meningen veel invloed lijken te hebben (gemeten door het aantal twittervolgers, likes en retweets) is dat bij vrouwen niet het geval. Ander onderzoek laat bovendien zien dat vrouwen veel vijandiger worden behandeld tijdens economieseminars (Dupas et al, 2021; Handlan & Sheng, 2023) 

De oplossing lijkt niet te zijn ‘fix the women’, dus dat vrouwen zich meer als mannen zouden moeten gaan gedragen. Dat advies gaf de externe onderzoeker ook niet op grond van haar bevindingen.  Ten eerste, onderzoek uit de psychologie laat zien dat mannen hun kennis en kunde overschatten, terwijl vrouwen hun kennis en kunde onderschatten (Lundeberg et al, 1994; Barber and O’Dean, 2001; Niederle and Vesterlund, 2007; Moore and Healy, 2008). Ook het onderzoek van Sievertsen & Smith (2022) laat zien dat de mate van onzekerheid die vrouwen in hun antwoorden laten zien, sterk correleert met de mate van consensus die er onder economen bestaat. De bescheidenheid van vrouwen kan dus ook heel passend zijn. Bovendien lijken vrouwen dus ook niet beloond te worden voor het geven van sterke meningen zoals dat bij mannen wel het geval is. Ander onderzoek laat zien dat dit ook geldt bij vrouwelijke politici (Thomas-Hunt & Phillips, 2004). En in het ergste geval worden vrouwelijke economen veel vijandiger benaderd (Dupas et al, 2021). 

Sievertsen & Smith (2022) geven wel wat andere oplossingsrichtingen mee: weeg surveys niet naar de antwoorden die met de meeste stelligheid  gegeven worden, dan geef je mannen automatisch een grotere stem. Zij, maar ook Handlan & Shen (2023) suggereren ook na te denken over richtlijnen voor meer inclusieve discussies waarin mensen expliciet het woord wordt gegeven of iedereen gevraagd wordt zijn of haar beslissing toe te lichten. In dat kader klinkt ook steeds vaker de oproep ‘fix the system’ in plaats van ‘fix the women’.

Hardnekkig verschil

In het kader van de internationale vrouwendag (woensdag 8 maart) blijf ik me wel afvragen waarom de ondervertegenwoordiging en grotere bescheidenheid en benadering van vrouwen in economische discussies zo hardnekkig is. Binnen het CPB hebben we ook  onderzoek gedaan ('Vrouwen aan de top', 'Nulmeting diversiteitsquotum') naar de invoering van een bindend quotum voor het aandeel vrouwen in de top.  Ook dat lijkt geen wondermiddel: weliswaar vergroot een quotum het aandeel vrouwen aan de top, maar het verhoogt niet het aandeel vrouwen in het middenmanagement. Voor het verhogen van het aandeel vrouwen in het middenmanagement is aanvullend beleid nodig van de overheid en van het bedrijfsleven. Ook kwam uit de literatuur naar voren dat zowel commitment van de top van de organisatie/het bedrijf aan het diversiteitsbeleid als ook een samenhangend pakket van maatregelen daarbij belangrijk zijn. 

Eigenlijk wil ik het niet zeggen, want de oplossing is dus niet: ‘fix the women’. Toch pak ik er een aandachtspunt voor mezelf uit: niet praten met disclaimers. Dat is hoe dan ook nergens voor nodig. 

Fien van Solinge

Referenties

Auriol, E, G Friebel and S Wilhelm (2019), “Women in European economics”, VoxEU.org, 19 November

Barber, B. M. and Odean, T. (2001), “Boys will be Boys: Gender, Overconfidence, and Common Stock Investment”, The Quarterly Journal of Economics 116 (1), pp. 261–292

Dupas et al (2021), “Gender and the Dynamics of Economics Seminars”, NBER Working Paper no. 28494

CSWEP (2021), “FOCUS Introduction: Women in Economics, An International Perspective” (aeaweb.org)

Handlan and Shen (2023), "Gender and Tone in Recorded Economics Presentations: Audio Analysis with Machine Learning", SSRN working paper, https://lnkd.in/eF5aZpwn

Hanspach, P., Sondergeld, V and J. Palka (2021) Few top positions in economics are held by women VoxEU

Moore and Healy (2008), “The Trouble With Overconfidence”, Psychological Review 115(2):502-17

Niederle, M. and Vesterlund, L., 2007. Do Women Shy Away From Competition? Do Men Compete Too Much?. The Quarterly Journal of Economics, 122(3), pp.1067-1101

Lundeberg, A., Fox, P. and J. Punc´cohaar´ (1994) “Highly Confident but Wrong: Gender Differences and Similarities in Confidence Judgments.” Journal of Educational Psychology 86 (1): 114–21

Sievertsen, Hans and Smith, Sarah, Male and Female Voices in Economics (April 1, 2022). CEPR Discussion Paper No. DP17166, Available at SSRN: https://ssrn.com/abstract=4121341

alle columns en artikelen

Fien van Solinge

wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Planbureau

Neem contact op