24 november 2022
CPB Column - Egbert Jongen

Marginale drukte

Photo of Egbert Jongen
Al sinds jaar en dag maakt men zich druk over de marginale druk. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zong de Tegenpartij al: ”'t Is orgineel waar, de druk is te zwaar, door de verzorgingsstaat die ons geen stuiver ruimte laat.” Ook nu is er weer de nodige discussie over de marginale druk, met name in het licht van de arbeidsmarktkrapte. Verschillende voorstellen passeren de revue om de marginale druk te verlagen, zoals een voltijds- of een meerurenbonus.
Egbert Jongen
Programmaleider bij het Centraal Planbureau
Photo of Egbert Jongen

Lees ook het advies van de Raad van State (2022) en het voorstel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2022).

Voor sommige mensen weegt de marginale druk zwaar. Zelf maak ik me niet zo druk over mijn marginale druk. In mijn beslissing om voltijd te werken speelt de financiële beloning die ik daarvoor krijg, en daarmee ook mijn marginale druk, een ondergeschikte rol. Ik werk vooral veel uren omdat ik leuk werk heb. Ook beroepsmatig maak ik me tegenwoordig wat minder druk over de marginale druk. Maar voordat we daar uiteindelijk komen, beantwoord ik eerst de vraag wat marginale druk eigenlijk is en hoe hoog die is voor verschillende groepen.

Voorbeeld

Stel, je staat voor de keuze om meer uren te gaan werken. De marginale druk geeft dan aan welk deel van de toename in het bruto-inkomen verloren gaat aan extra belastingen en verlies aan inkomensafhankelijke regelingen. Een voorbeeld: als  je 100 euro meer gaat verdienen, daardoor 50 euro extra belasting gaat betalen en 10 euro aan kindgebonden budget gaat verliezen, dan is de marginale druk 60 procent.

Uit een recente analyse van mijn collega René Schulenberg blijkt dat in 2022 de meeste werkenden een marginale druk ervaren van 50 tot 60 procent (Schulenberg, 2022), tien procent ervaart een marginale druk van meer dan 60 procent en slechts twee procent ervaart een marginale druk van meer dan 80 procent. Binnen groepen zijn er wel aanzienlijke verschillen tussen de marginale druk. Met name voor de minstverdienende partner van een stel is de marginale druk relatief laag. Bijna tachtig procent van hen ervaart een marginale druk van minder dan 50 procent, en bijna 40 procent van hen ervaart zelfs een marginale druk van minder dan 30 procent. Dit komt in belangrijke mate doordat voor deze groep de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting toenemen bij een toename in hun inkomen (Quist, 2015).

Financiële prikkels

Wat weten we van de invloed van financiële prikkels, en daarmee de marginale druk, op het aantal uren dat personen willen werken? Uit empirisch onderzoek blijkt dat financiële prikkels vooral invloed hebben op de keuze om al dan niet te werken, en veel minder op de keuze voor het aantal uren per week (De Boer en Jongen, 2021). In die zin is de participatiebelasting, de toename in belastingen en het verlies aan uitkeringen en toeslagen bij de overgang naar werk, belangrijker dan de marginale druk.

Daarbij zijn er wel verschillen tussen groepen. Het aantal gewerkte uren per week van werkende alleenstaanden en meestverdienende partners zijn het minst gevoelig voor financiële prikkels, en dus ook voor een hogere of lagere marginale druk. Het aantal gewerkte uren per week van minstverdienende partners is nog enigszins gevoelig voor financiële prikkels, vooral wanneer er jonge kinderen in het gezin zijn.

Effectiviteit

Wat gebeurt er als we een voltijdsbonus geven aan personen die meer dan 35 of 40 uur per week werken? Deze komt dan vooral terecht bij alleenstaanden en meestverdienende partners, die vaak al voltijds werken. Deze groep zal weinig reageren op deze bonus. Minstverdienende partners werken vaak drie dagen per week en zullen ook bij een voltijdsbonus maar in beperkte mate voltijds gaan werken, zij overwegen vooral om op te schalen naar vier dagen per week. Een voltijdsbonus slaat dus vooral neer bij mensen die al voltijdswerken, stimuleert deeltijders maar in beperkte mate om meer te werken, en heeft daarom weinig effect op de gewerkte uren.

Effectiever voor de gewerkte uren lijkt een meerurenbonus voor minstverdienende partners die oploopt met het aantal uren dat zij werken, en dan met name voor partners met jonge kinderen. Zij reageren immers het sterkst op financiële prikkels en kiezen er dan voor om van een kleinere deeltijdbaan naar een grotere deeltijdbaan te gaan. 

Druk is al verlaagd

Het verlagen van de marginale druk voor minstverdienende partners is echter precies wat er de afgelopen twintig jaar is gebeurd. Sinds 2004 kennen we de inkomensafhankelijke combinatiekorting (‘IACK’), en deze is sindsdien flink geïntensiveerd. Deze belastingkorting voor werkende minstverdienende partners met kinderen jonger dan 12 jaar verlaagt in 2022 de marginale druk met ruim 11 procentpunt tussen een inkomen van 5219 en 27.350 euro (Belastingdienst, 2022). 

Daarnaast is de arbeidskorting (een belastingkorting voor alle werkenden) voor lagere inkomens flink verhoogd. Vooral voor minstverdienende partners verlaagt dit de marginale druk, met ruim 28 procentpunt tussen een inkomen van 10.351 en 22.357 euro. De belastingdruk voor minstverdienende partners in Nederland was in 2015 al één van de laagste van Europa (OECD, 2016), en is sindsdien alleen nog maar lager geworden. Volgens onze analyses is dit relatief effectief geweest voor het stimuleren van de gewerkte uren (De Boer en Jongen, 2021). Een kanttekening daarbij is wel dat deze belastingkortingen, en dan met name de IACK, wellicht minder bekend zijn, zoals wel meer elementen van ons complexe belastingstelsel. 

Maar in principe zijn de financiële prikkels om meer uren te werken door deze hervormingen sterker geworden, en dan vooral voor de groep die daar relatief sterk op reageert. De marginale druk blijft een interessant en relevant onderwerp van discussie, maar ik maak me tegenwoordig wat minder druk om de marginale druk.

Egbert Jongen

alle columns en artikelen

Egbert Jongen

Programmaleider bij het Centraal Planbureau

Neem contact op