12 mei 2020

Effect Wet studievoorschot op toegankelijkheid en leengedrag

Scholieren gaan net zo vaak studeren als voor invoering van het leenstelsel

Persbericht
Havo en vwo scholieren kiezen nog net zo vaak voor een studie aan het hbo of de universiteit als voor de invoering van het leenstelsel (de Wet studievoorschot). Dit geldt voor alle groepen studenten, dus ongeacht het inkomen van de ouders. Gemiddeld zijn studenten meer extra geld gaan lenen dan ze door het wegvallen van de basisbeurs zijn kwijtgeraakt. Dat staat in het zojuist gepubliceerd onderzoek ‘Effect Wet studievoorschot op toegankelijkheid en leengedrag’ van het Centraal Planbureau (CPB) in samenwerking met DUO.
primary image 740x420

Studenten uit alle inkomensgroepen zijn meer gaan lenen na invoering van de Wet studievoorschot. Ze zijn niet meer gaan werken. Opvallend is dat studenten uit gezinnen met een laag inkomen net zoveel extra zijn gaan lenen als studenten uit gezinnen met een hoog inkomen, terwijl zij er door de verhoging van de aanvullende beurs minder op achteruit zijn gegaan.

Voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs blijkt vanuit dit onderzoek geen rationale voor het (gedeeltelijk) terugdraaien van de Wet studievoorschot voor studenten afkomstig van havo en vwo. 

Met de invoering van de Wet studievoorschot verdween de basisbeurs voor studenten aan hbo en universiteit. De aanvullende beurs voor studenten met minder draagkrachtige ouders bleef bestaan en werd verhoogd.
 

12 mei 2020
Het Centraal Planbureau en de Dienst Uitvoering Onderwijs hebben gezamenlijk onderzoek gedaan naar de eerste effecten van de invoering van de Wet studievoorschot. Dit achtergronddocument geeft een uitgebreide beschrijving van het onderzoek, dat ten grondslag ligt aan de bijbehorende Policy Brief.

Onderzocht is of er sinds de studiefinancieringshervorming veranderingen zichtbaar zijn in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, de studiekeuze, het woon- en werkgedrag, het gebruik van studiefinanciering en (eerste indicatoren van) het studiesucces. Hierbij zijn leerlingen gevolgd die op verschillende momenten zijn ingestroomd in de derde klas van de havo of de vierde klas van het vwo. Met deze methode vergelijken we cohorten middelbare scholieren die uiteindelijk (bijna) allemaal onder het studievoorschot zouden vallen met cohorten die een veel grotere kans hadden om nog onder het oude studiefinancieringsstelsel te vallen.

De resultaten laten zien dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor havo- en vwo-leerlingen niet minder is geworden sinds de invoering van het studievoorschot: de hervorming heeft, na een initiële boeggolf, niet geleid tot een daling van de doorstroomkansen vanuit het voortgezet onderwijs. Ook voor leerlingen met ouders met een laag inkomen is de doorstroom niet gedaald. Het studievoorschot heeft ook niet geleid tot andere studiekeuzes, noch tot meer uitval of switchen van opleiding na één jaar. Daarnaast zijn er geen evidente effecten op het werkgedrag van studenten. De precieze impact van het leenstelsel op het woongedrag is onzeker door problemen met de registratie van uitwonende studenten. Wel is het gebruik van studiefinanciering aanzienlijk veranderd: studenten lenen vaker en meer sinds de invoering van het studievoorschot. Er is zelfs sprake van ‘overcompensatie’, waarbij studenten meer bijlenen dan de basisbeurs die is weggevallen. Dit geldt ook voor studenten met ouders in de laagste inkomensgroep, die grotendeels gecompenseerd zijn door de verhoging van de maximale aanvullende beurs. 
 

Auteurs

Sophie Leijen (DUO), Thijs Nielen (DUO)

Lees meer over