17 december 2007

Verdubbeling van de instroom in de Wajong: oorzaken en beleidsopties.

De Wajong: een herhaling van het WAO-drama?

Persbericht
De recente sterke stijging van de instroom in de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong) is verontrustend. Er zijn echter volop mogelijkheden om via nieuw beleid de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen en de instroom in de Wajong te beperken.

Kansrijke beleidsopties zijn verhoging van de kwaliteit en de doelmatigheid van het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, vergroting van het aantal werkervaringsplaatsen voor jonggehandicapten, de invoering van een onderscheid tussen jonggehandicapten met en zonder duurzaam benutbare arbeidsmarktmogelijkheden en het via budgettering verantwoordelijk maken van gemeenten voor de uitvoering van de Wajong en de sociale werkvoorziening (Wsw), zoals dat nu al het geval is voor de bijstand (WWB).

Dit concludeert CPB-onderzoeker Frans Suijker in het vandaag verschenen CPB Document Verdubbeling van de instroom in de Wajong: oorzaken en beleidsopties. Dit document zet de recente ontwikkelingen bij de Wajong op een rij, gaat in op de mogelijke oorzaken en schetst een aantal beleidsopties om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te verhogen.

Inhoud van de Wajong-regeling
De Wajong is een inkomensvoorziening voor personen die op hun 17e verjaardag ten minste 25% arbeidsongeschikt waren, of die dat daarna tijdens hun studie zijn geworden, maar in elk geval vóór hun 30ste. De Wajong-uitkering ontvangt men op zijn vroegst vanaf 18 jaar en duurt in principe tot iemand 65 jaar wordt. De uitkering bedraagt voor een volledig arbeidsongeschikte Wajong'er 75% van het wettelijk minimumloon. Jonggehandicapten worden als volledig arbeidsongeschikt aangemerkt op het moment dat zij niet in staat zijn om het minimumloon te verwerven met gangbare arbeid. De instroom in de Wajong was in 2006 bijna 14 000 personen. In totaal waren er in dit jaar 155 000 Wajong'ers. Hiervan is 98% volledig arbeidsongeschikt verklaard. In totaal werkt 26% van de Wajong'ers, waarvan circa tweederde via de Wsw.

Verontrustende ontwikkelingen
De Wajong-instroom is nagenoeg verdubbeld van 7000 in 2001 tot 13 600 in 2006, terwijl de uitstroom beperkt is gebleven (bijna 5 000 in 2006). Bij ongewijzigd beleid dreigt op termijn een bestand van 300 000 à 400 000 Wajong'ers. De instroom van licht en zeer licht verstandelijk gehandicapten en van jongeren met autistische stoornissen, ADHD of psychische ziektebeelden is zeer sterk gestegen, terwijl de instroom van lichamelijk gehandicapten en zwaarder verstandelijk gehandicapten relatief weinig is toegenomen. Deze ontwikkelingen roepen herinneringen op aan het WAO-drama in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, toen de WAO rap toenam van 200 000 naar 700 000 personen, veelal als gevolg van niet-lichamelijke klachten.

Enkele cijfers kunnen de ernst van de huidige ontwikkelingen verder onderstrepen. Van de huidige lichtingen 18-jarigen komt er één op de twintig in de Wajong terecht, hetzij meteen, hetzij later. Leerlingen uit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs hebben zelfs ongeveer 50% kans om direct door te stromen naar de Wajong. Bij voortzetting van de recente ontwikkelingen zal rond 2010 ongeveer een kwart van het totaal aantal personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaan uit Wajong'ers. Ondanks de verdubbeling van de Wajong-instroom in de jaren 2002-2006 blijkt uit realisatiecijfers over de eerste drie kwartalen van 2007 dat de stijging van de instroom nog niet ten einde is.

Oorzaken
Aan de verdubbeling van de Wajong-instroom liggen verschillende oorzaken ten grondslag, zoals een grotere bekendheid van de regeling, versteviging van het netwerk rond jonggehandicapten, een verbeterde diagnostiek van bepaalde psychische stoornissen, de invoering van de nieuwe bijstandswet en de steeds complexer wordende samenleving waardoor het voor jongeren 'met een smetje' moeilijker is om hierin te functioneren. De WWB heeft ertoe geleid dat enkele duizenden personen die al een bijstandsuitkering genoten, met terugwerkende kracht tot jonggehandicapten zijn bestempeld en alsnog een Wajong-uitkering krijgen toegekend.

Deels overlappen de oorzaken elkaar. Mede hierdoor is een precieze kwantificering van de effecten van de verschillende oorzaken niet mogelijk. Wel kan uit dossieronderzoek worden afgeleid dat zowel de invoering van de WWB als de verhoogde diagnose van autisme en ADHD ieder circa 20% van de toename van de instroom in de Wajong in de periode 2002-2006 verklaren.

Beleidsopties
Kern van het participatieprobleem is dat de arbeidsproductiviteit van de jongeren die nu in de Wajong instromen, veelal lager ligt dan de (minimum) loonkosten. Via verbetering van de kwaliteit van het praktijkonderwijs en van het voortgezet speciaal onderwijs, individuele onderwijsplannen en het opdoen van werkervaring door middel van stages kan hun arbeidsproductiviteit mogelijk wat verhoogd worden. Daarnaast kunnen (verplichte) werkervaringsplaatsen en het afsluiten van het onderwijs met een aangepaste arbeidsmarktstartkwalificatie het informatieprobleem over de arbeidsmogelijkheden van deze jongeren voor (potentiële) werkgevers deels oplossen. Invoering in de Wajong van een onderscheid tussen jonggehandicapten met en zonder duurzaam benutbare arbeidsmarktmogelijkheden kan ook een positief effect hebben op de participatie. De beleidsinspanningen kunnen in dat geval volledig worden gericht op de meer kansrijke gevallen. Bovendien kan dit stigmatisering voorkomen en levert het voor betrokkenen een extra stimulans op om (aangepast) werk te zoeken. Tot slot lijkt een efficiencyslag in de uitvoering mogelijk, onder andere door gemeenten gebudgetteerd verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van niet alleen WWB en Wsw, maar ook de Wajong. Daarbij kunnen uniformering en vereenvoudiging van de verschillende regelingen voor jonggehandicapten de kosten van het in dienst nemen van een jonggehandicapte voor een werkgever verlagen.

In de periode 2006-2010 is er naar verwachting een groep van in totaal circa 30 000 instromers in de Wajong met benutbare mogelijkheden. Vooral voor de sterk gestegen instroom van personen met een lichte en zeer lichte verstandelijke handicap, veelal afkomstig uit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, lijken extra beleidsinspanningen kansrijk.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Dit document zet de recente ontwikkelingen bij de Wajong op een rij, gaat in op de mogelijke oorzaken en schetst een aantal beleidsopties om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te verhogen. De belangrijkste conclusie is dat er volop mogelijkheden zijn om via nieuw beleid de instroom in de Wajong te beperken en de arbeidsparticipatie te bevorderen.

Auteurs

Frans Suijker

Lees meer over