19 augustus 1999

Ramingsmodel zorgsector; eindrapport tweede fase

Ramingsmodel Zorgsector: Eindrapportage tweede fase

Persbericht
Met hoeveel procent zullen de uitgaven aan gezondheidszorg de komende jaren stijgen? Wat is daarbij de rol van vergrijzing en van stijgende welvaart? Is het mogelijk deze uitgavenstijging te pareren? En zo ja, welke instrumenten moeten daarvoor dan worden ingezet?

Deze en soortgelijke vragen spelen al vele jaren. Dit is een van de redenen dat het ministerie van VWS in 1995 opdracht heeft gegeven aan het CPB om in samenwerking met het SCP een model te ontwikkelen voor de Nederlandse zorgsector. Met dit model moeten goed onderbouwde ramingen kunnen worden afgeleverd. Daarnaast moet het model de financieel-economische effecten van uiteenlopende beleidsingrepen in beeld kunnen brengen. De tijdshorizon voor zowel ramingen als scenario's is die van de middellange termijn.

Met het rapport "Ramingsmodel Zorgsector: Eindrapport tweede fase" presenteert het Centraal Planbureau de tweede versie van het Ramingsmodel Zorgsector (RMZ), nadat in 1997 een eerdere versie werd gepresenteerd. Vergeleken met die versie is de huidige aanmerkelijk breder en dieper. Het model is echter nog niet operationeel.

Met het oog op aansluiting op de beleidspraktijk is de definitie van zorgsector afgestemd op die in het Jaaroverzicht Zorg. De indeling naar sectoren is evenwel grover. Het model onderscheidt ruwweg de huisartsenzorg, tandartsenzorg, medisch-specialistische zorg, paramedische zorg, ziekenhuiszorg, geneesmiddelenzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg als sectoren. Het model houdt rekening met de samenstelling van de bevolking naar leeftijd en verzekeringsvorm (ziekenfonds of particulier), zodat bijvoorbeeld de consequenties van veranderingen in de leeftijdsstructuur van de bevolking kunnen worden geanalyseerd.

Het model combineert inzichten uit de economische theorie met een empirische invulling die zoveel mogelijk is toegesneden op de Nederlandse situatie. De beschrijving van keuzes die betrokkenen maken, berust op afwegingen tussen economische aspecten en andere aspecten van zorgverlening. Patiënten bijvoorbeeld wegen de noodzaak van medisch ingrijpen af tegen de daarmee corresponderende eigen bijdrage. Artsen wegen hun beroepsmatige betrokkenheid bij de patiënt af tegen het inkomen dat zorgverlening genereert. Instellingen wegen budgettaire doelstellingen af tegen de zorgvraag van patiënt-bewoners en de werkgelegenheid in hun instellingen.

Zoals gezegd is het model nog niet operationeel. Het vervolgonderzoek richt zich onder meer op de relatie tussen artsen en de farmaceutische industrie, de lokale initiatieven in ziekenhuizen en de relaties tussen de aanbieders van zorgproducten en verzekeraars. Voorts wordt in vervolgonderzoek aandacht besteed aan de relaties tussen verschillende sectoren zoals die tussen huisartsen- en specialistenzorg en die tussen ziekenhuiszorg en geneesmiddelengebruik.

Contactpersonen

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Deze en vergelijkbare vragen worden al vele jaren gesteld. Dit is een van de redenen dat in 1995 het ministerie van VWS het CPB heeft gevraagd, in samenwerking met het SCP, een model voor de Nederlandse zorgsector te bouwen.

Dit rapport presenteert de tweede versie van het model. In vergelijking met de eerste versie, die in 1997 is gepubliceerd, betekent deze versie een verbreding en een verdieping. Het model is echter nog niet operationeel. Het model beschrijft de zorg die wordt geleverd door huisartsen, tandartsen, medisch specialisten, fysiotherapeuten, ziekenhuizen en apotheken, alsmede de ouderenzorg, de zorg voor de geestelijk gehandicapten en de psychiatrische hulp.

Door de bevolking te differentiëren naar leeftijd kan het model worden gebruikt om de consequenties van vergrijzing te analyseren. Afgezien daarvan is voor een hoog aggregatieniveau gekozen. De belangrijkste reden daarvoor is dat het model dient om ons inzicht in de macro-economische effecten van beleidsveranderingen te analyseren.

Daarnaast weerspiegelt de keuze voor een hoog aggregatieniveau het grote gewicht dat de modelbouwers toekennen aan transparantie van het model. Het model combineert theoretische inzichten met een empirische structuur die sterkt leunt op Nederlandse data. Verder is in het model een groot aantal beleidsinstrumenten opgenomen; sommige worden momenteel zelfs niet gebruikt. De reden voor het grote aantal instrumenten is dat het model niet alleen geschikt moet zijn om de financieel-economische effecten van huidig beleid te karakteriseren; het moet ook behulpzaam kunnen zijn bij het aangeven van de mogelijke effecten van bediscussieerde beleidshervormingen.

Toekomstig onderzoek zal zich onder andere toespitsen op de relaties tussen artsen en de farmaceutische industrie, de relaties tussen medisch specialisten en ziekenhuismanagers en de relaties tussen zorgleveranciers en zorgverzekeraars. Daarnaast zal toekomstig onderzoek diverse relaties tussen deelmarkten onderzoeken, zoals de relaties tussen huisartsen en medisch specialisten en de relaties tussen ziekenhuiszorg en farmaceutische zorg.

Lees meer over