Raming maart 2022 (CEP 2022)
Stijging energieprijs heeft ongelijke effecten; onzekerheid domineert raming
De stijgende energieprijzen hebben hun weerslag op de statische koopkracht. In de basisraming daalt de koopkracht in 2022 in doorsnee met 2,7%, in de hoge variant met 3,4%, in de lage met 0,6%. Daarbij dient wel bedacht te worden dat de mate waarin de energieprijzen per huishouden worden ervaren, sterk zal verschillen. CPB-Directeur Pieter Hasekamp: “We gaan er vanuit dat iedereen de hogere energierekening vroeger of later in zijn of haar portemonnee zal voelen. Maar of het een tik of een dreun is, hangt af van het aandeel van de energiekosten in het besteedbaar inkomen. Ik maak me wel echt zorgen over mensen met lagere inkomens, zeker als die in een slecht geïsoleerd huis wonen. Dat soort effecten zijn niet zichtbaar in de standaard koopkrachtplaatjes.”
Het CPB raamt verder dat de binnenlandse productie blijft toenemen. De economie groeit in 2022 met 3,6% en in 2023 met 1,7%, de consumptie en de uitvoer leveren de grootste bijdrage. De groei wordt de komende jaren ook aangejaagd door de extra bestedingen uit het coalitieakkoord. De arbeidsmarkt blijft krap, de werkloosheid loopt slechts licht op tot 4,3% in 2023.
Raming maart 2022 (CEP 2022) | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Productie neemt toe (bbp, groei %) | -3,8 | 4,8 | 3,6 | 1,7 |
Arbeidsmarkt blijft krap (werkloosheid, % beroepsbevolking) | 4,9 | 4,2 | 4,0 | 4,3 |
Hoge energieprijzen geven fors hogere inflatie (cpi, %) | 1,3 | 2,7 | 5,2 | 2,4 |
Statische koopkracht dit jaar onderuit, daarna herstel (%) | 2,5 | 0,1 | -2,7 | 1,9 |
Overheidstekort daalt op korte termijn (% bbp) | -4,2 | -4,4 | -2,5 | -2,3 |
Het CEP bevat ook een verkenning van de budgettaire en economische ontwikkeling tot 2030. Die laat onder meer zien dat de koopkrachtontwikkeling over de gehele kabinetsperiode (2022-2025) licht positief is, doordat de loongroei in de jaren na 2022 de inflatie overtreft. De verkenning laat ook zien dat de extra uitgaven uit het coalitieakkoord vooral na 2025 in de overheidsfinanciën zichtbaar worden, bovenop het effect van de vergrijzing. Het overheidstekort loopt op tot 3,5% bbp in 2030, de staatschuld stijgt tussen 2025 en 2030 met zo’n 8%-punt tot 61% bbp.
Downloads
In deze maart-raming (CEP 2022) is tevens een verkenning van de budgettaire en economische ontwikkeling tot 2030 (MLT) opgenomen.
Op 16 maart is het document 'Verdieping Centraal Economisch Plan 2022’ gepubliceerd, behorend bij deze raming. Die publicatie bevat een technische beschrijving per deelonderwerp, en meer informatie over aannames en risico’s, ter verdieping op de hoofdbevindingen. Ook bevat het verdiepingsdocument een overzicht van welke beleidsmaatregelen zijn verwerkt en op welke manier, naast technische bijlagen.
Contactpersonen
Fan Charts maart 2022
De figuren tonen zogenaamde fan charts rondom de CEP-2022-puntvoorspelling voor bbp-groei, hicp-inflatie, werkloosheid en het feitelijk EMU-saldo.
De dikgedrukte lijn betreft de realisaties (2017-2021) en de CEP-2022-puntvoorspellingen voor 2022 en 2023. Rondom het centrale pad wordt een waaier van betrouwbaarheidsintervallen getoond:
- 30% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 35e t/m 65e percentiel, donkerblauw gebied
- 60% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 20e t/m 80e percentiel, donkerblauw + blauw gebied
- 90% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 5e t/m 95e percentiel, donkerblauw + blauw + lichtblauw gebied
De kans is dus 30% dat de uitkomst in het donkerblauwe gebied uitkomt en de kans is 10% dat de uitkomst buiten de waaier valt. Met andere woorden, de waaier is een grafische weergave van de waarschijnlijkheid van de verschillende uitkomsten. De dikgedrukte lijn geeft de meest waarschijnlijke uitkomst weer en uitkomsten zijn waarschijnlijker naarmate ze dichter bij de dikgedrukte lijn liggen.
Lees ook het bijbehorende CPB Achtergronddocument.
De fan charts zijn gemaakt op basis van voorspelfouten uit het verleden. De betrouwbaarheidsintervallen zijn een combinatie van hoe nauwkeurig de ramingen zijn en hoe volatiel de economische grootheden in de periode 2001-2021 waren. Hoe stabieler de economische grootheden, hoe kleiner de voorspelfouten zijn. Als de huidige volatiliteit hoger is dan in de periode waarop de gemiddelde voorspelfouten zijn berekend, dan is de bandbreedte een onderschatting van de werkelijke onzekerheid. Dit speelt nu bijvoorbeeld bij de inflatieraming. Tussen 2001-2021 lag de inflatie vijftien keer tussen de 1% en 3% waardoor de voorspelfouten klein waren. Deze historische voorspelfouten zijn naar alle waarschijnlijkheid een onderschatting van de huidige onzekerheid. De puntschatting van de raming van de hicp-inflatie in 2022 komt uit op 5,9%. Daarom hebben we in de CEP-publicatie ook twee extremere inflatie-scenario’s opgenomen.
Downloads
Contactpersonen
Bekijk ook de Actualisatie Verkenning middellange termijn tot en met 2030.
Downloads
Kerngegevenstabel 2020-2023, 9 maart 2022
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten (%) | -9,2 | 7,5 | 6,6 | 4,9 |
Concurrentenprijs (goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen (%) | -0,1 | 6,0 | 4,7 | 1,2 |
Olieprijs (dollars per vat) | 41,8 | 70,7 | 91,3 | 83,1 |
Eurokoers (dollar per euro) | 1,14 | 1,18 | 1,14 | 1,14 |
Lange rente Nederland (niveau in %) | -0,4 | -0,3 | 0,0 | 0,1 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei, %) | -3,8 | 4,8 | 3,6 | 1,7 |
Consumptie huishoudens (%) | -6,6 | 3,5 | 4,7 | 1,5 |
Consumptie overheid (%) | 1,0 | 7,1 | 1,7 | 2,6 |
Investeringen (inclusief voorraden, %) | -5,4 | -2,0 | 5,4 | 4,4 |
Uitvoer van goederen en diensten (%) | -4,8 | 6,9 | 4,9 | 4,3 |
Invoer van goederen en diensten (%) | -5,5 | 5,2 | 5,5 | 5,5 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Prijs bruto binnenlands product (%) | 2,3 | 2,5 | 3,4 | 3,0 |
Uitvoerprijs goederen en diensten (exlusief energie, %) | -0,4 | 5,4 | 5,3 | 1,4 |
Invoerprijs goederen en diensten (%) | -3,4 | 10,2 | 9,2 | 0,0 |
Inflatie, nationale consumentenprijsindex (cpi, %) | 1,3 | 2,7 | 5,2 | 2,4 |
Inflatie (geharmoniseerde consumentenprijsindex, hicp, %) | 1,1 | 2,8 | 5,9 | 2,2 |
Loonvoet bedrijven (per uur, %) (a) | 7,6 | -0,2 | 2,3 | 3,4 |
Cao-loon bedrijven (%) | 2,8 | 2,2 | 2,8 | 3,5 |
Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens (%) | 2,5 | 0,1 | -2,7 | 1,9 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Beroepsbevolking (%) | 0,4 | 0,8 | 0,8 | 1,0 |
Werkzame beroepsbevolking (%) | 0,0 | 1,5 | 1,0 | 0,7 |
Werkloze beroepsbevolking (niveau in duizenden personen) | 465 | 408 | 385 | 425 |
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) | 4,9 | 4,2 | 4,0 | 4,3 |
Werkgelegenheid (in uren, %) | -2,7 | 2,2 | 2,9 | 0,9 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Arbeidsinkomensquote bedrijven (niveau in %) | 74,9 | 72,2 | 70,7 | 71,1 |
Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur, %) | -1,3 | 3,3 | 0,9 | 0,8 |
Individuele spaarquote (niveau in % beschikbaar inkomen) | 11,6 | 8,7 | 4,1 | 4,6 |
Saldo lopende rekening (niveau in % bbp) | 7,0 | 9,4 | 9,8 | 9,1 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
EMU-saldo (% bbp) | -4,2 | -4,4 | -2,5 | -2,3 |
EMU-schuld (ultimo jaar, % bbp) | 54,3 | 55,1 | 53,8 | 53,1 |
Collectieve lasten (% bbp) | 39,7 | 39,5 | 38,6 | 39,1 |
Bruto collectieve uitgaven (% bbp) | 48,4 | 47,5 | 45,1 | 45,1 |
Aanvullende kerngegevens 2020-2023
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief woningen, %) | -6,3 | 4,7 | 3,1 | 3,3 |
Investeringen bedrijven in woningen (%) | -2,6 | 3,2 | 5,6 | 2,6 |
Uitvoer van binnenslands geproduceerde goederen en diensten (exclusief energie, %) | -8,0 | 4,2 | 3,2 | 3,4 |
Wederuitvoer (exclusief energie, %) | 0,8 | 12,2 | 8,1 | 5,1 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Afgeleide nationale consumentenprijsindex (cpi, %) | 1,2 | 2,5 | 6,3 | 1,6 |
Loonvoet sector overheid (%) (b) | 4,4 | 1,1 | 4,3 | 3,6 |
Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers (%) (b) | 1,6 | 0,9 | 4,8 | 3,3 |
Prijs materiële overheidsconsumptie (imoc, %) | 1,7 | 1,8 | 4,1 | 2,3 |
Prijs intermediair verbruik (%) | 1,4 | 2,2 | 1,6 | 0,8 |
Prijs bruto overheidsinvesteringen (iboi, %) | 1,7 | 4,2 | 5,2 | 2,5 |
Prijs nationale bestedingen (%) | 2,1 | 3,1 | 3,8 | 3,1 |
Prijs toegevoegde waarde bedrijven (%) | 2,3 | 2,7 | 3,3 | 2,4 |
Cao-loon marktsector (%) | 2,8 | 2,1 | 2,7 | 3,5 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Bruto binnenlands product (bbp, in miljarden euro's) | 800,1 | 859,1 | 920,4 | 964,5 |
Bevolking (in duizenden personen) | 17408 | 17475 | 17595 | 17735 |
Beroepsbevolking (in duizenden personen) | 9581 | 9656 | 9730 | 9830 |
Bruto modaal inkomen (euro) | 36500 | 37000 | 38500 | 39500 |
EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp) | -1,8 | -3,8 | -3,0 | -2,8 |
(a) De loonkostensubsidie NOW, en de continuïteitsbijdrage in de zorg, hebben een opwaarts effect op de loonvoetmutatie bedrijven in 2020 van 3,3%-punt en een neerwaarts effect van 2,0%-punt in 2021, 0,9%-punt in 2022 en 0,3%-punt in 2023.
(b) De sluiting van delen van de overheid, in combinatie met doorbetaling van salarissen, en de loonkostensubsidie NOW hebben een opwaarts effect op de mutatie in 2020 van 0,2%-punt. In 2021 is er een neerwaarts effect van 0,1%-punt.