Hoe prikkelbaar zijn Nederlanders?
Fiscale prikkels richten op jonge moeders en laagopgeleiden
Als beleidsmakers de arbeidsparticipatie willen stimuleren, dan zouden de financiële prikkels daarom specifiek gericht moeten zijn op mensen met een lagere opleiding en op jonge moeders. Dit concluderen Egbert Jongen, Mauro Mastrogiacomo en Bas ter Weel in de vandaag verschenen CPB Policy Brief 2011/14 ‘Hoe prikkelbaar zijn Nederlanders?’
Mannen en vrouwen reageren anders op financiële prikkels wanneer zij alleenstaand zijn dan wanneer zij een stel vormen. Alleenstaande mannen zijn vrijwel net zo gevoelig voor financiële prikkels als alleenstaande vrouwen. In een stel reageren de mannen echter veel minder dan de vrouwen. Dit suggereert dat het traditionele kostwinnersmodel nog in grote mate bestaat in Nederland, waarbij de man voor het inkomen zorgt en het inkomen van de vrouw van secundair belang is. Vooral bij stellen met jonge kinderen zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen groot. Ook gaat bij een hoger loon van de man de vrouw minder werken, maar omgekeerd is dat niet het geval.
Enerzijds betekent dit dat vooral fiscale kortingen voor werkende jonge moeders en voor laagopgeleide alleenstaanden leiden tot een hogere deelname aan het arbeidsproces. Anderzijds betekent dit dat uitkeringen voor deze groepen, zoals de bijstand en de overdraagbare heffingskorting, een belangrijke rem op de arbeidsparticipatie zijn.
Fiscale prikkels om bijvoorbeeld jonge moeders meer uren of dagen per week te laten werken, hebben weinig effect. Fiscale kortingen voor werkenden, zoals de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, moeten vanuit participatieoogpunt vooral worden gericht op de lagere inkomens en in mindere mate op de hogere inkomens. Dit stimuleert namelijk de keuze om te werken van de groep die het meest gevoelig is voor dergelijke financiële prikkels.
Bijbehorende Publicaties:
- CPB Achtergronddocument 'Schattingen van de arbeidsaanbodreacties in Nederland met structurele modellen';
- CPB Achtergronddocument 'Een empirische analyse van de arbeidsaanbodeffecten van de aanvullende alleenstaande ouderkorting';
- CPB Discussion Paper 155 'Het arbeidsaanbod van vrouwen onderzocht: aanwijzingen uit een Nederlandse belastinghervorming'
Lees het bijbehorende persbericht, de onderstaande achtergronddocumenten en CPB Discussion Paper:
- 'Schattingen van de arbeidsaanbodreacties in Nederland met structurele modellen';
- 'Een empirische analyse van de arbeidsaanbodeffecten van de aanvullende alleenstaande ouderkorting';
- 'Het arbeidsaanbod van vrouwen onderzocht: aanwijzingen uit een Nederlandse belastinghervorming'
Alleenstaande mannen en vrouwen zijn vrijwel net zo gevoelig voor financiële prikkels, terwijl mannen met een partner veel minder gevoelig zijn voor financiële prikkels dan vrouwen met een partner. Een hoger loon voor vrouwen heeft vrijwel geen effect op de arbeidsparticipatie van mannelijke partners, maar een hoger loon voor mannen leidt wel tot een daling van de arbeidsparticipatie van vrouwelijke partners.
Dit betekent enerzijds dat vooral fiscale kortingen voor werkende jonge moeders en laagopgeleide alleenstaanden leiden tot een hogere deelname aan het arbeidsproces. Anderzijds zijn uitkeringen voor deze groepen een belangrijke rem op de arbeidsparticipatie. Verder is de werkloosheidsval, uitkeringen en belastingen verkleinen de opbrengst van werken, belangrijker dan de deeltijdval, marginale belastingen verkleinen de opbrengst van een dag meer werken. Financiële prikkels hebben vooral invloed op het aantal werkenden en veel minder op het aantal uren per werkende. Dit zijn belangrijke inzichten voor het beleid. Fiscale kortingen voor werkenden, zoals de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, moeten vanuit participatieoogpunt vooral worden gericht op de lagere inkomens en in mindere mate op de hogere inkomens. Dit stimuleert namelijk de groep die relatief gevoelig is voor financiële prikkels en de keuze om te werken.