Omzien en vooruitblikken: wie geven we de ruimte?
Pieter Hasekamp
directeur bij het Centraal PlanbureauDit essay van Pieter Hasekamp is op donderdag 23 december 2021 ook gepubliceerd op de opiniepagina van Het Financieele Dagblad.
Glansrijke traditie
Dat is niet nieuw. ‘Wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant’, dichtte Bloem. Maar Nederland kent ook een glansrijke traditie als het gaat om ruimtelijke ordening, waarbij belangen zorgvuldig worden gewogen vanuit een langetermijnperspectief. De afgelopen jaren heeft de nationale overheid echter steeds minder regie gevoerd over dat proces, waardoor de verdeling van de ruimte vaker ontaardt in ad-hoc beleid en juridische procedures. Dat zorgt voor vertraging, onnodige kosten, onzekerheid – kortom, de Nederlandse economie betaalt een prijs.
Meer fundamenteel is de vraag hoe bij deze versnipperde besluitvorming het bredere maatschappelijke belang geborgd is. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde dit jaar in een rapport dat we op zoek moeten naar een nieuwe balans tussen de gebruikswaarde (economische benutting), belevingswaarde (perspectief van de burger) en toekomstwaarde (ecologische duurzaamheid) van de ruimte in Nederland. Daarbij is het van belang dat het Rijk naast de sturing op proces meer inhoudelijke verantwoordelijkheid neemt.
Dat belang neemt verder toe door de coronacrisis. Door de kans op besmetting en de anderhalve-meter-norm is ruimte schaars geworden op plekken waar dat eerder nauwelijks het geval was: in alle binnenruimtes, van café tot kantoor, maar ook op plaatsen in de buitenlucht waar veel mensen samenkomen. Die schaarse ruimte wordt nu vooral verdeeld via rantsoenering: beperking van openingstijden, sluiting van sectoren, vaak op het laatste moment. Dat beleid lijkt niet langer houdbaar: terecht vragen getroffen ondernemers het kabinet om een perspectief voor de langere termijn.
Dark stores
Dat is des te urgenter omdat economie en samenleving blijvend veranderen in reactie op de pandemie. We werken en winkelen meer digitaal, en zullen dat deels ook in de toekomst blijven doen. Dat verandert ons ruimtebeslag: minder reisbewegingen, vooral in het openbaar vervoer, maar ook met het vliegtuig. Er zal waarschijnlijk minder kantooroppervlakte nodig zijn en minder winkelruimte, vooral in de grote steden. Daar staat tegenover dat we op zoek zijn naar extra woonruimte, en vaker thuis laten bezorgen. Ook dat heeft potentieel grote gevolgen voor de inrichting van Nederland. Willen we flitsbezorgers en ‘dark stores’ ruim baan geven, zoals eerder met Airbnb is gebeurd? Of gaat de overheid nu wel direct reguleren?
In het debat over de ruimtelijke inrichting van Nederland ligt de nadruk nu sterk op de aanbodkant. Kort gezegd: wie mag wat waar bouwen? Het probleem is dat de besluiten daarover nu voor een belangrijk deel op lokaal niveau worden genomen – zie recent nog in Zeewolde. De roep om meer centrale sturing is begrijpelijk en heeft ook een plek gekregen in het nieuwe coalitieakkoord, waarin een nieuwe minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de regiefunctie krijgt over het ruimtelijk beleid. Maar het is nog niet echt duidelijk welke langetermijnvisie straks aan die regie ten grondslag ligt.
Visie gevraagd
Voor het formuleren van zo’n visie moeten we niet alleen kijken naar de aanbodkant (ruimtelijke ordening) maar ook naar de vraagkant (economische activiteit). In het verleden gold daar een vrij eenvoudige lijn: hoe meer banen, hoe beter. Voor het vestigingsbeleid was elk bedrijf erbij een succes. Maar met een zeer krappe arbeidsmarkt én de schaarse (milieu-)ruimte gaat het niet alleen meer om kwantiteit, maar om kwaliteit. Wélke banen willen we? Welke bedrijvigheid past het best in een brede benadering waarin ook duurzaamheid, effect op leefomgeving en gezondheid, en ruimtebeslag worden meegenomen? Hebben we straks nog behoefte aan een luchthaven die draait op transit-passagiers? Willen we arbeidsmigratie blijven accommoderen voor exportsectoren, zodat Nederland zijn lopende-rekeningoverschot in stand kan houden? Volgens sommigen is het tijd voor een nieuwe industriepolitiek; ik zou het zelf sturen op brede welvaart noemen.
Dit verhaal verschijnt vlak voor kerst. Het kerstverhaal zelf speelt zich af in een stal ‘omdat er voor hen geen plaats was in de herberg’. Laten we juist in deze tijd omzien naar elkaar – en ruimte reserveren voor de toekomst.
Pieter Hasekamp
- meer over Pieter
alle columns en artikelen
Recente CPB columns
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
- Misverstanden plagen aanpak van productiviteit - Pieter Hasekamp
alle columns en artikelen