22 maart 2018

CEP 2018 (mrt 2018), raming voor 2018 en 2019

Nederlandse economie overtreft die van eurozone

Persbericht
De Nederlandse economie is op stoom. Met groeicijfers van 3,2% (dit jaar) en 2,7% (in 2019) overtreft de Nederlandse economie die van de eurozone met 0,6%-punt per jaar. De werkloosheid daalt nu snel naar het laagste niveau sinds 2001. Het begrotingssaldo verbetert niet ondanks de hoogconjunctuur, wat vooral het gevolg is van hogere overheidsbestedingen. Gezien de onzekerheden kon in de raming nog geen rekening worden gehouden met toekomstige besluitvorming rondom de gaswinning uit het Groningerveld. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het Centraal Economisch Plan 2018 (CEP). De Nederlandse hoogconjunctuur is het gevolg van de gunstige internationale conjunctuur, lage rentes, expansief begrotingsbeleid en een nog steeds krachtige woningmarkt.
No title

Met de laatste twee factoren onderscheidt Nederland zich van het buitenland. In de raming is rekening gehouden met een mild Brexit-scenario waarin een handelsovereenkomst wordt bereikt. De schadelijke gevolgen voor de economie kunnen sterk oplopen bij een chaotische Brexit of bij een tegenvallend onderhandelingsresultaat.

 

  2017 2018 2019
Bruto binnenlands product groeit door 3,1 3,2 2,7
Inflatie (hicp) stijgt 1,3 1,6 2,3
Mediane statische koopkracht (%) stijgt in 2019 0,3 0,6 1,6
Daling werkloze beroepsbevolking (%) houdt aan 4,9 3,9 3,5
EMU-saldo verbetert niet t.o.v. 2017 1,1 0,7 0,9
Gestage daling EMU-schuld (ultimo jaar) 56 52,1 48,4

 

De werkloosheid daalt nu snel, naar 3,9% dit jaar en 3,5% in 2019. De krachtige werkgelegenheidsgroei absorbeert met gemak de nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt. Bedrijven bieden vaker een vast arbeidscontract en betalen hogere lonen om mensen te kunnen aantrekken of te behouden. Door de stijgende arbeidskosten en de verhoging van het lage btw-tarief stijgt de inflatie in 2019 naar 2,3%. Door hogere lonen en lastenverlichting verbetert de mediane koopkracht in 2019 niettemin met 1,6%.

Het overheidssaldo verbetert niet ondanks dat de economie op stoom is. Vorig jaar bedroeg het overschot 1,1% van het bbp; dit jaar komt dat uit op 0,7% en volgend jaar op 0,9%. De toch al florissante economie wordt verder gestimuleerd via intensiveringen in onderwijs en defensie en door stijgende zorguitgaven. 

Het CPB vraagt naast de nieuwste economische cijfers aandacht voor de beperkingen in de koopkrachtplaatjes. Statische koopkrachtplaatjes geven inzicht wat economie en beleid op hoofdlijnen voor mensen betekenen, maar zijn minder geschikt voor een vertaling naar de privé portemonnee waarschuwt het CPB. Met beleid kan de spreiding in de inkomensverdeling worden omgebogen, maar het sturen op precieze cijfers achter de komma gaat voorbij aan de onzekerheid die onlosmakelijk verbonden is met ramen. Op 22 maart verschijnt het volledige Centraal Economisch Plan 2018. De vandaag gepresenteerde cijfers komen daarin ongewijzigd terug.

Bekijk de uitleg over de koopkracht: Koopkracht in Beeld

Nederlandse economie overtreft die van de eurozone.

Een positieve binnenlandse dynamiek tussen aantrekkende werkgelegenheid, hoger beschikbaar inkomen, hogere consumptie en meer investeringen leidt tot een economische groei van 3,2% in 2018 en 2,7% in 2019. In de jaren 2017-2019 overtreft de groei van de Nederlandse economie die van de eurozone met 0,6%-punt per jaar.

Fan Charts CEP 2018

De figuren tonen zogenaamde fan charts rondom de CEP2018-puntvoorspelling voor bbp-groei, hicp-inflatie, werkloosheid en het feitelijk EMU-saldo.

De dikgedrukte lijn betreft de realisaties (2013-2017) en de CEP2018-puntvoorspellingen voor 2018 en 2019. Rondom het centrale pad wordt een waaier van betrouwbaarheidsintervallen getoond:

  • 30% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 35e t/m 65e percentiel, donkerblauw gebied
  • 60% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 20e t/m 80e percentiel, donkerblauw + blauw gebied
  • 90% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 5e t/m 95e percentiel, donkerblauw + blauw + lichtblauw gebied

De kans is dus 30% dat de uitkomst in het donkerblauwe gebied uitkomt en de kans is 10% dat de uitkomst buiten de waaier valt. Met andere woorden, de waaier is een grafische weergave van de waarschijnlijkheid van de verschillende uitkomsten. De dikgedrukte lijn geeft de meest waarschijnlijke uitkomst weer en uitkomsten zijn waarschijnlijker naarmate ze dichter bij de dikgedrukte lijn liggen.

Lees ook het bijbehorende CPB Achtergronddocument.

Downloads

<a href="/artikel/fan-charts-cep2018">Fan Charts CEP 2018 </a>
Engels, Pdf, 235.6 KB
6 maart 2018
De Nederlandse economie is op stoom. De hoogconjunctuur is het gevolg van de gunstige internationale conjunctuur, lage rentes, expansief begrotingsbeleid en een nog steeds krachtige woningmarkt – waarbij de laatste twee factoren onderscheidend zijn ten opzichte van het buitenland. Een positieve binnenlandse dynamiek tussen aantrekkende werkgelegenheid, hoger beschikbaar inkomen, hogere consumptie en meer investeringen leidt tot een economische groei van 3,2% in 2018 en 2,7% in 2019. In de jaren 2017-2019 overtreft de groei van de Nederlandse economie die van de eurozone met 0,6%-punt per jaar.

De mondiale economie bloeit, maar kent ook risico’s. In zowel 2018 als 2019 groeit de wereldeconomie met 3,9% en trekt de wereldhandel aan met 4,4% per jaar. De groei is breed gedragen. Het Verenigd Koninkrijk blijft achter bij de eurozone. Het lage pond tast de koopkracht van Britse huishoudens aan en onzekerheid over de Brexit ontmoedigt investeringen. Maar ook de eurozone kent kwetsbaarheden, zoals een aantal zwakke banken, beperkte beleidsruimte voor de ECB bij een nieuwe schok en politieke onzekerheden. Ondanks neerwaartse risico’s – ook buiten Europa – zijn er geen concrete aanwijzingen voor een omslagpunt in de wereldwijde economische groei.

De Nederlandse arbeidsmarkt verkrapt. De werkloosheid daalt in 2019 naar het laagste niveau sinds 2001: 3,5%. De krachtige werkgelegenheidsgroei absorbeert met gemak het stijgende arbeidsaanbod. Bedrijven bieden vaker een vast arbeidscontract en gaan hogere lonen betalen om mensen te kunnen aantrekken of te behouden. Door de stijgende arbeidskosten en verhoging van het lage btw-tarief stijgt de inflatie in 2019 naar 2,3%. De mediane statische koopkracht stijgt in 2019 door diverse fiscale maatregelen met 1,6%; een verbetering ten opzichte van de 0,6% in 2018. 

Het begrotingssaldo verbetert niet ondanks de hoogconjunctuur. Eerder ingezet beleid, hogere  zorguitgaven en intensiveringen in onderwijs en defensie doen de overheidsbestedingen groeien met 3,5% in 2018 en 2,4% in 2019. De belastingopbrengsten stijgen weliswaar, maar per saldo wordt de economie verder gestimuleerd. Na 1,1% bbp in 2017 bedragen de begrotingsoverschotten in 2018 en 2019 0,7% bbp en 0,9% bbp. Toekomstige besluitvorming rondom de gaswinning uit het Groningerveld heeft ongunstige gevolgen voor de overheidsfinanciën en de economische groei – gezien de onzekerheden is dit nog niet in deze raming verwerkt.
Statische koopkrachtplaatjes geven inzicht in de effecten van economie en beleid, maar zijn minder geschikt voor een vertaling naar de privéportemonnee. Met beleid kan de spreiding in de inkomensverdeling worden omgebogen, maar het sturen op precieze cijfers achter de komma gaat voorbij aan de onzekerheid die onlosmakelijk is verbonden aan het maken van een raming.

Koopkracht in beeld

Downloads

6 maart 2018
Vanaf het Centraal Economisch Plan (CEP) 2018 publiceert het Centraal Planbureau (CPB), op verzoek, jaarlijks een rollende raming van de belangrijkste budgettaire en economische grootheden als input voor de meerjarige begrotingsramingen van het kabinet.

De Raad van State heeft er in zijn aanbiedingsbrief van het advies over de begroting 2016 aan de minister van Financiën op gewezen dat toetsing aan de Europese begrotingsregels moeilijk is wanneer de meerjarige begrotingsramingen zijn gebaseerd op een verouderd economisch beeld. Dit geluid is overgenomen in het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte . In de bijlage met de begrotingsregels bij de startnota van het huidige kabinet  wordt bevestigd dat het CPB jaarlijks een actualisatie van een meerjarige raming maakt, om de kwaliteit en actualiteit van de begrotingsramingen van het kabinet te verbeteren. 

Volgens de Wet houdbare overheidsfinanciën dient het begrotingsbeleid gevoerd te worden op basis van macro-economische ramingen van de relevante variabelen van het CPB. De rollende raming verlengt de kortetermijnraming (tot en met jaar t+1) met drie jaar in een technisch scenario. Ze verbetert de kwaliteit van de meerjarige begrotingsramingen van het kabinet door trendbreuken in het meerjarigcijferbeeld te voorkomen. Tot dusver werden voor het lopende en volgende jaar actuele macro-economische cijfers gebruikt, terwijl voor de latere jaren in de kabinetsperiode alleen de jongste middellangetermijnverkenning, veelal die op basis van het Regeerakkoord, beschikbaar was. Voor de jaren na de kabinetsperiode werden ad-hoc-veronderstellingen gemaakt. 

Daarnaast maakt de rollende raming het voor het kabinet mogelijk om beter te voldoen aan de Europese rapportageverplichtingen en (zelf) te toetsen aan Europese begrotingsafspraken. Nederland moet jaarlijks het Stabiliteitsprogramma over de stand van zaken van de overheidsfinanciën naar de Europese Commissie sturen. Voor dit Stabiliteitsprogramma zijn cijfers tot en met jaar t+3 vereist. 

De rollende raming wijkt af van de andere ramingen van het CPB: de kortetermijnraming en de middellangetermijnverkenning (mlt). Bij een kortetermijnraming wordt een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van de conjunctuur, terwijl het technisch scenario vanaf jaar t+2 in de rollende raming geen conjuncturele raming bevat. In plaats daarvan tendeert het technisch scenario, net zoals de mlt, naar een gesloten output gap.

De rollende raming wordt opgesteld met het oog op het Europese Semester en is dan ook minder uitgebreid dan een middellangetermijnverkenning van het CPB. De rollende raming beperkt zich tot een technisch scenario van de economische en budgettaire grootheden en maakt geen update van de gini-coëfficient, de koopkracht en de houdbaarheid, waar dat in een mlt wel gebeurt. 

Downloads

Auteurs

22 maart 2018
De lange rente in het eurogebied is een belangrijke input in de CPB-modellen die gebruikt worden om de economische ontwikkelingen op wereld- en Nederlands niveau te ramen. De beschikbaarheid van een betrouwbare ramingsmethode voor deze rente is daarom belangrijk. Met name de consistentie tussen de kortetermijnraming en de middellangetermijnraming vereist nader onderzoek. Dit achtergronddocument vergelijkt verschillende methoden om de 10-jaars rente te voorspellen.

Dit achtergronddocument vergelijkt verschillende methoden om de 10-jaars rente te voorspellen aan de hand van drie criteria: (1) de voorspelfout; (2) de consistentie tussen korte termijn en middellange termijn; en (3) de consistentie tussen de voorspelling van de lange rente en de korte rente. Alternatieve methoden die aan bod komen, zijn: de random walk, de termijnstructuur, de forward interest swap rates en twee univariate methoden (AR(1) en AR(2)). Bovendien worden er twee combinaties van deze methoden in de vergelijking betrokken.

Downloads

Auteurs

Kan Ji
Douwe Kingma
22 maart 2018
Dit achtergronddocument biedt informatie over een relevant deelaspect voor de onderhandelingen over een nationaal klimaatakkoord: de mogelijke inkomenseffecten. In het Regeerakkoord worden verschillende klimaatmaatregelen aangekondigd. Het doel is om met een CO2-reductie van 49 procent in 2030 aan het klimaatakkoord van Parijs te voldoen (Rutte e.a., 2017). De exacte invulling krijgt de komende maanden vorm gedurende de onderhandelingen voor het nationaal klimaat- en energieakkoord dat het kabinet wil gaan sluiten met alle belanghebbende maatschappelijke partijen. Om de maatregelen te bekostigen zullen onder meer de energiebelastingen omhoog gaan.

Dit achtergronddocument verkent de inkomenseffecten van het al ingezette energiebeleid tot aan 2030, inclusief de mogelijke gevolgen van het nog te sluiten klimaatakkoord. Met nadruk wijzen we vooraf op het verkennende karakter van de simulaties, met name de scenario’s die we doorrekenen van een nog te sluiten klimaatakkoord. Een beperking in de analyse is dat we (zoals gebruikelijk) de statische koopkrachtdefinitie hanteren voor het berekenen van de inkomenseffecten. Dat wil zeggen dat we geen rekening houden met de precieze effecten van het beleid op het energieverbruik van huishoudens (wel maken we een tentatieve inschatting). 

Analyses laten zien dat klimaatbeleid in de vorm van lastenverzwaringen denivellerend uitwerkt. Grosso modo is het inkomenseffect voor de laagste inkomenscategorie (<175% wml) drie keer zo groot als voor de hoogste inkomenscategorie (> 500% wml). Het effect van een hogere energiebelasting voor de laagste inkomenscategorie bedraagt 0,6% in 2019 versus 0,2% voor de hoogste categorie. Afhankelijk van de wijze waarop de beoogde CO2 reductie richting 2030 wordt ingevuld (gebouwde omgeving, mobiliteit, etc.), van de vormgeving van de lastenverzwaring (op energie of algemene lasten, gezinnen of bedrijven), van de mate van afwenteling door bedrijven in de vorm van hogere prijzen en van de vormgeving van het klimaatbeleid in het ons omringende buitenland (vooral mogelijk stijgende elektriciteitsprijzen)), kunnen de verliezen aan de onderkant oplopen tot 3,5%-4% van het besteedbaar inkomen. Mogelijk kunnen energiebesparingen dit met 0,7%-punt verzachten. Eventuele compensatie van de effecten kan ook worden gevonden buiten het klimaatakkoord, maar valt buiten de reikwijdte van dit achtergronddocument.

Auteurs

Patrick Koot
Johannes Bollen
René Schulenberg (SZW)
22 maart 2018
Er is sprake van neergang in productiviteitsgroei in de OESO-landen en ook in Nederland vertraagt de structurele groei. Dit is de aanleiding geweest voor de Europese Commissie om voor te stellen om in elk euroland een National Productivity Board (NPB; nationale comités voor de productiviteit) op te richten. De Raad van ministers van de EU heeft dit voorstel overgenomen.

Dit is een organisatie die de productiviteit van een land onderzoekt en daarover publiceert. Het Kabinet heeft het CPB in april 2017 aangewezen als NPB.  Het bureau heeft daarbij een bijzondere positie, omdat het binnen de EU vaak als voorbeeld wordt gezien. In deze startnotitie geeft het CPB aan hoe het de rol van NPB invult. 

In de periode 1995 – 2005 lag de productiviteitsgroei in Nederland en andere ontwikkelde landen rond de één procent . Het decennium daarna tegen de nul procent. Dit kan een gevolg zijn van het meetinstrument, zo is het de vraag of de digitale economie voldoende terugkomt in de statistieken, maar het kan ook dat bedrijven minder innovatief zijn geworden. De overheid heeft een belangrijke rol bij het meten van de productiviteitsgroei en het stimuleren van innovatie (jaarlijks gaat één procent van het bbp naar R&D).

6 maart 2018
De Nederlandse economie is op stoom. Met groeicijfers van 3,2% (dit jaar) en 2,7% (in 2019) overtreft de Nederlandse economie die van de eurozone met 0,6%-punt per jaar. De werkloosheid daalt nu snel naar het laagste niveau sinds 2001. Het begrotingssaldo verbetert niet ondanks de hoogconjunctuur, wat vooral het gevolg is van hogere overheidsbestedingen.

Economische groei in Nederland, 2008-2019

Deze grafiek toont de groei van het Bruto Binnenlands Product in Nederland van 2008 t/m 2019

Kerngegevenstabel 2016-2019, maart 2018 (a)

Internationale economie
  2016 2017 2018 2019
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten (%) 4,0 4,7 4,4 4,4
Concurrentenprijs (goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen (%) -3,6 1,6 -0,2 1,1
Olieprijs (dollars per vat) 43,5 54,0 67,7 63,6
Eurokoers (dollar per euro) 1,11 1,13 1,22 1,22
Lange rente Nederland (niveau in %) 0,3 0,5 0,7 0,9
Volume bbp en bestedingen
  2016 2017 2018 2019
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei, %) 2,2 3,1 3,2 2,7
Consumptie huishoudens (%) 1,6 1,8 2,1 2,5
Consumptie overheid (%) 1,2 0,9 3,0 2,4
Investeringen (inclusief voorraden, %) 3,1 5,0 6,0 4,2
Uitvoer van goederen en diensten (%) 4,3 5,5 4,9 4,6
Invoer van goederen en diensten (%) 4,1 4,9 5,1 5,2
Prijzen, lonen en koopkracht (toelichting/begrippen)
  2016 2017 2018 2019
Prijs bruto binnenlands product (%) 0,6 1,3 1,8 2,4
Uitvoerprijs goederen en diensten (exlusief energie, %) -0,9 1,9 0,6 1,4
Prijs goedereninvoer (%) -4,4 4,5 1,0 0,3
Inflatie (geharmoniseerde consumentenprijsindex, hicp, %) 0,1 1,3 1,6 2,3
Loonvoet bedrijven (per uur, %) 0,6 1,5 2,9 4,0
Contractloon bedrijven (%) 1,5 1,6 2,2 3,2
Koopkracht, statisch, mediaan, alle huishoudens (%) 2,6 0,3 0,6 1,6
Arbeidsmarkt
  2016 2017 2018 2019
Beroepsbevolking (%) 0,4 0,8 1,0 1,0
Werkzame beroepsbevolking (%) 1,3 2,1 2,0 1,5
Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen) 538 438 355 320
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) 6,0 4,9 3,9 3,5
Werkgelegenheid (in uren, %) 2,0 1,7 1,9 1,5
Overig
  2016 2017 2018 2019
Arbeidsinkomensquote bedrijven (niveau in %) (a) 72,9 71,8 71,7 72,5
Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur, %) 0,4 1,6 1,4 1,3
Individuele spaarquote (niveau in % beschikbaar inkomen) 0,3 -0,3 0,0 0,2
Saldo lopende rekening (niveau in % bbp) 8,7 9,5 9,4 9,2
Collectieve sector (toelichting/begrippen)
  2016 2017 2018 2019
EMU-saldo (% bbp) 0,4 1,1 0,7 0,9
EMU-schuld (ultimo jaar, % bbp) 61,8 56,0 52,1 48,4
Collectieve lasten (% bbp) 38,8 38,9 38,9 39,1
Bruto collectieve uitgaven (% bbp) 43,8 43,1 42,6 42,2

Aanvullende kerngegevens 2016-2019

Investeringen en uitvoer
  2016 2017 2018 2019
Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief woningen %) 3,0 4,8 4,6 3,8
Investeringen bedrijven in woningen (%) 19,0 13,0 8,9 5,9
Uitvoer van binnenslands geproduceerde goederen (exclusief energie, %) 4,4 5,7 4,4 4,0
Wederuitvoer goederen (exclusief energie, %) 5,9 8,3 6,6 6,3
Prijzen,overheid, nationale cpi en contractloon marktsector (toelichting/begrippen)
  2016 2017 2018 2019
Nationale consumenten prijsindex (cpi, %) 0,3 1,4 1,6 2,4
Afgeleide nationale consumentenprijsindex (cpi, %) 0,3 1,4 1,6 1,9
Loonvoet sector overheid (%) 1,6 2,9 3,0 3,5
Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers (%) 1,8 3,0 2,5 3,0
Prijs overheidsconsumptie, netto materieel (imoc, %) 0,8 1,0 1,6 1,4
Prijs intermediair verbruik (%) 0,7 1,8 1,9 2,1
Prijs bruto overheidsinvesteringen (iboi, %) 0,3 1,1 1,5 1,9
Prijs nationale bestedingen (%) 0,5 1,5 1,9 2,4
Prijs toegevoegde waarde bedrijven (%) 0,2 1,5 1,8 1,6
Contractloon marktsector (%) 1,5 1,6 2,2 3,2
Diverse kerngegevens (in niveaus) (toelichting/begrippen)
  2016 2017 2018 2019
Bruto binnenlands product (bbp, in miljarden euro's) 702,6 734,0 771,5 811,0
Bevolking (in duizenden personen) 17030 17132 17220 17300
Beroepsbevolking (in duizenden personen) 8942 9017 9110 9200
Werkloze beroepsbevolking nationale definitie (in duizenden personen) 581 471 385 350
Werkloze beroepsbevolking nationale definitie niveau, % beroepsbevolking) 7,3 5,9 4,8 4,3
Bruto modaal inkomen (euro) 33500 34000 35000 36000

(a) Het CPB gebruikt met ingang van de MEV 2018 een nieuwe berekening van de arbeidsinkomensquote (AIQ). Deze nieuwe berekeningswijze houdt beter rekening met het arbeidsinkomen van zelfstandigen en sluit daarom beter aan bij de huidige economische realiteit. Hierover is een gezamenlijke notitie van het CBS, CPB en DNB met meer toelichting beschikbaar.